De heer Roeien meent dat er nog een andere weg mogelijk is dan
het instellen van beroep. Hij verwijst naar de nota, behandeld
in de vergadering van 18 september 1975, waar in de voorlaatste
alinea is vermeld, dat een mogelijkheid tot het scheppen van
nieuwe parkeerruimte mogelijk is in de omgeving; het College
wil echter te dien aanzien eerst de ontwikkeling afwachten.
Hij wijst er op dat hij toen ook al gezegd heeft dat tegen de
Tuintjes een soort braakstrook lag. Hij stelt voor op die strook
30 a 40 parkeerplaatsen te scheppen en omtrent deze mogelijkheid
te overleggen met de provinciale planologische dienst. Indien
dit positief gehonoreerd zou worden kan het plan daarop worden
aangepast. Indien dit niet te verwachten is heeft de raad een
wat duidelijker alternatief voor een beroepssituatie dan nu het
geval is.
De voorzitter pleit er voor het ene te doen en het andere niet te
laten. Indien de raad binnen 30 dagen geen beroep instelt is er
geen recht van spreken meer. Dat zou betekenen dat het plan op
nieuw in procedure gebracht moet worden met het grote gevaar dat
er weer andere motieven door groepen van de bevolking worden aan
gevoerd.
De Kroon mag bij de beslissing rekening houden met tussentijds
opgekomen nieuwe omstandigheden.
Overigens merkt hij op dat ten aanzien van het bouwen van een
zwembad wel een wat andere wind is gaan waaien, zeker met het
oog op de exploitatiekosten. Daarmede is niet gezegd, dat het de
bedoeling is het plan in de ijskast te zetten. De fracties hebben
dit zwembad in het kader van hun verkiezingsacties nog altijd als
een ideaal staan, zij het dan dat dit ideaal wat afgezwakt is.
In het nu voorliggende plan staat niet exact aangegeven dat er
een zwembad moet komen. Hij kan zich indenken dat men nog eens
tot uitbreiding van de sporthal zou kunnen komen, hoewel hij dat
met het oog op de parkeerruimte gevaarlijk zou vinden omdat een
sporthal wel auto-aantrekkend is in tegenstelling tot een in de
bebouwde kom gelegen zwembad.
De heer Roeien is het niet eens met de voorzitter dat een andere
bestemming dan zwemaccommodatie mogelijk is. Hij heeft daarover
vandaag nog de notulen van 18 september 1975 nagelezen. De raad
heeft toen duidelijk vastgesteld, dat de wijziging van het be
stemmingsplan alleen voor een zwembad is bedoeld. Als er een
andere accommodatie zou moeten komen dan is opnieuw een besluit
van de raad noodzakelijk.
De voorzitter zegt, dat de raad een wijziging voor bijzondere be
bouwing heeft vastgesteld, hetgeen staande de vergadering door
de raad ingevuld kan worden.
De heer Dirven vraagt of de raad ter plaatse wel of geen zwembad
wenst te bouwen.
De voorzitter vindt dit een punt van de fracties, doch de raad
heeft wel afstand genomen van het object,
Wethouder Hennekam verwijst de heer Dirven ten aanzien van dit
punt naar een artikel in De Klepel in het voorjaar, waaruit de
conclusie getrokken kan worden, dat van hogerhand geen geldelijke
bijdragen te verwachten zijn, tengevolge waarvan de exploitatie
van een zwembad in het totaal van de gemeente-begroting niet
verantwoord is, hoe jammer dat ook mag klinken.
- Het -
-3-