De heer Miltenburg herinnert er aan, dat het iedereen enkele jaren geleden al bekend was dat het aantal woningen dat men aanvankelijk wilde realiseren, niet zou kunnen worden gebouwd. Hij vindt het weinig zinvol om aan dit vierde punt veel tijd te besteden. De verdere ontwikkeling van het gebied dat nu onder de gemeente Breda behoort, is bij deze gemeente momenteel ook nog niet bekend. Er zijn sterke veranderingen in korte tijd; hij haalt de bevolkingsgroei aan en de bevolkingsstilstand. Wellicht is er momenteel reeds een achteruitgang in bevolkings aantal. Afgewacht moet worden in welk tempo het gebied Haagsche Beemden verder bebouwd zal worden en hij zou dit punt uit de verdere discussie willen laten. Wel wenst hij dat het College over de drie andere punten met Breda zal overleggen. De voorzitter zou begrip voor het standpunt van de heer Miltenburg kunnen opbrengen, doch dan moet de gemeente Breda ook niet nu reeds in hetzelfde stuk spreken over bebouwing van het gebied tussen Bavel en Dorst, want dan is de landhonger daar weer aan wezig De heer Dirven zegt dat op het tijdstip van verschijning van het structuurplan een grote groene strook van oost naar west te zien was en daarboven nog een aantal stedelijke gebieden die er waar schijnlijk niet vlug zullen komen. Overigens hebben de gemeenten Oosterhout en Nieuw-Ginneken reeds geprotesteerd tegen de land honger van Breda. Als Nederland blijft groeien zal de gemeente Breda dit gebied toch nog wel eens nodig hebben om te bebouwen en hij vindt dit dan een reservering van grond die door deze gemeente toch wel gemaakt mag worden. De heer Roeien zou het persoonlijk betreuren indien de Haagsche Beemden niet worden afgebouwd zoals het plan destijds heeft beoogd. Het nu voorliggende plan is echter niet nieuw. In de raad van Breda was er destijds al een fractie die de plannen inperkte. Deze fractie is toen akkoord gegaan met Haagsche Beemden I, doch ten aanzien van het bestemmingsplan Haagsche Beemden II wenste zij een vergelijking met het alternatief Bavel- Dorst. Hij hoopt dat de vergelijking zal doorslaan in de richting van Haagsche Beemden II omdat hij meent dat het slagen van het plan ook afhankelijk is van het een zelfstandige eenheid kunnen zijn en het zo goed mogelijk benutten van het plan. De voorzitter stelt voor, daarbij terugkomend op hetgeen de heer Miltenburg heeft gesteld, een gesprek te beleggen met de porte feuillehouder van Breda, eventueel in bijzijn van enige andere leden van het College, waarbij de gedachtengang die in de raad naar voren is gekomen, wordt ingebracht. Bezien zal worden welke wijzigingen er kunnen komen en welke toezeggingen er zouden kunnen komen op het voorstel van het College aan de raad van Breda. Indien het gesprek niet zou inspelen op de discussiè van de raad van Prinsenbeek, voelt hij er voor om enige dagen vóór de datum van de raadsvergadering van Breda de Prinsenbeekse raad in extra vergadering bijeen te roepen, waarbij het College dan verslag zal doen van het besprokene en datgene wat niet aanvaardbaar is overgekomen De raad heeft dan de gelegenheid een motie samen te stellen in de zin zoals hij dan zal denken. De heer Roeien vindt dit een duidelijke zaak. Zijn fractie houdt de motie aan tot een eventuele vergadering. Indien deze vergade ring er niet mocht komen dan gaat zijn fractie er van uit, dat de discussie vrucht heeft opgeleverd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 195