-14-
gemeente. Zijn fractie stelt voor om gebruik te maken van het
recht van voordracht en hij denkt aan twee personen. Als eerste
wenst hij op de voordracht te plaatsen de heer Van der Bom en
als tweede de heer Aarts, die ook vroeger daarop heeft ge
staan.
Hij denkt dat hiermede tegenoet gekomen wordt aan de bezwaren
die in de brief van de Stichting staan. Anderzijds weet de
raad zich gedragen door de wetenschap dat dan binnen het
Stichtingsbestuur iemand aanwezig is die in een dubbelfunctie
van gemeentewege zijn verantwoordelijkheid zal kunnen en willen
dragen.
Zijn fractie laat overigens in het midden de benoeming van een
bestuurslid naar eigen inzicht in de openvallende plaats in de
Stichting.
De voorzitter biedt de gelegenheid om eventueel meerdere kandi
daten uit de raad naar voren te brengen. Hij neemt aan dat de
heer Aarts bereid zou zijn een eventuele benoeming te aan
vaarden. Hij vraagt aan de heer Van der Bom of hij bereid is
een eventuele benoeming, zoals door de heer Jansen bedoeld, te
aanvaarden.
De heer Van der Bom vraagt of hij hierover overleg mag plegen
en vraagt schorsing van de vergadering.
De heer Dirven herinnert er aan dat hij tijdens een vorige ver
gadering al twijfelde of hetgeen de raad wenste, haalbaar
zou zijn. Hij meent dat de raad niet zo ver kan gaan als door
de heer Jansen wordt gesteld, want ook al wijst de raad twee
kandidaten aan, dan is de door het Stichtingsbestuur benoemde
kandidaat geen enkele vorm van verantwoording of verslaggeving
aan de raad schuldig.
In die zin heeft de raad er erg weinig aan en dat zou juist het
essentiële zijn van hetgeen de raad wenst, namelijk iemand in
de Stichting te hebben die wel tot verslaggeving verplicht is.
Dit blijft voor hem toch een belangrijk bezwaar.
Zijn fractie is het er niet mee eens nu voor de tweede maal door
de knieën te gaan en blijft er de voorkeur aan geven liever geen
kandidaat voor te dragen dan iemand voor te dragen die toch geen
verantwoording schuldig is.
Daarna schorst de voorzitter de vergadering.
Na heropening vraagt hij aan de heer Van der Bom of hij een even
tuele benoeming zal aanvaarden.
De heer Van der Bom wil de kandidaatstelling gaarne aanvaarden.
Hij wil het echter alleen dan indien de raad een duidelijke op
dracht geeft. Hij wil daarmee voorkomen dat naderhand gezegd
wordt dat er geen berichtgeving geweest is.
Hij stelt voor dwingend te bepalen dat de benoemde persoon steeds
verslag geeft aan de raad. Overigens merkt hij als bestuurslid
van de Stichting nog op dat mevrouw Van Dongen steeds op te
waarderen wijze in het bestuur heeft gewerkt.
Volgens de heer Dirven moet deze verantwoordingsplicht voor beide
kandidaten gelden.
- De -