-3-
5Onderzoek geloofsbrieven en toelating van de Heer L.C.J
Nagelkerke tot lid van de Raad.
De voorzitter wijst de Heren Jansen, Roeien en Tonneyc'k,
fraktievoorzitters aan tot leden van de commissie van
onderzoek met betrekking tot de geloofsbrieven van het be
noemd raadslid, de Heer L. Nagelkerke.
Ten behoeve van dit onderzoek
schorst de voorzitter de verga
dering
Na heropening van de vergadering deelt de Heer Jansen
namens de commissie van onderzoek mede dat geen onregel
matigheden zijn geconstateerd bij het onderzoek zodat
wordt geadviseerd de toelatingsprocedure inzake de Heer
Nagelkerke voort te zetten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt
conform het advies besloten de
Heer L.C.J. Nagelkerke toe te laten
als lid van de Raad der gemeente
Prinsenbeek
De voorzitter licht toe dat bij vorige toelatingen in feite
onjuist is gehandeld door betrokkenen onmiddellijk uit te
nodigen zitting te nemen, te installeren en te beëdigen,
aangezien er een beroepstermijn geldt van 8 dagen, welke
toch wel in acht genomen dient te worden; om deze reden
zal hij de Heer Nagelkerke uitnodigen voor de volgende ver
gadering voor de werkelijke toelating en beëdiging.
6Voorstel tot ongegrondverklaring van een bezwaarschrift van
N. Baaij in verband met het weiaeren van eenbouwvergunning
Namens Burgemeester en Wethouders stelt de voorzitter voor
om de behandeling van dit stuk aan te houden tot de volgende
vergadering omdat er na net opstellen en rondzenden van
de agenda gezichtspunten naar voren zijn gekomen, welke Bur
gemeester en Wethouders nopen tot een nader onderzoek.
De Heer Jansen verklaart dat zijn fraktie toch wel verheugd
is over dit voorstel tot uitstel, doch geen langer uitstel
wenst dan de eerstvolgende vergadering.
Conform het voorstel van Burgemees-
ster en Wethouders wordt het voor
stel aangehouden tot (uiterlijk)
de eerstvolgende vergadering.
7Voorstel tot het doen van uitspraak tot het niet uitgeven
van gemeentewege van een verklaring van niet-jood-zijn.
Met het oog op de toch wel pijnlijke situatie met betrek
king tot de inhoud van het verzoek stelt de voorzitter als
maatregel van orde voor om over dit punt niet uitvoerig te
discussiëren; met het lanceren van enkele gedachten kan hij
wel akkoord gaan, doch hij ontraadt een diepgaande discussie.
De Heer Jansen stelt dat het uitgangspunt volledig door zijn