-3-
gaat; het was beter geweest erbij te vermelden dat de
zaak in een later stadium mogelijkerwijs nog een dis
cussiepunt zal zijn; de huidige redaktie vindt hij stijl
loos; waarom de mensen onnodig irriteren, terwijl we de
discussie in deze vergadering hadden mogen verwachten;
enkele dagen tevoren,namelijk op 6 mei, gaat er zo'n
formele brief uit; hij heeft drie dossiers over derge
lijke zaken; over twee ervan praat hij nu niet omdat ze
nog niet aan de orde zijn; de derde zaak met de brief van
6 mei hangt hem de keel uit; hij noopt Burgemeester en
Wethouders tot afdoening van zaken te komen.
De voorzitter stelt dat Burgemeester en Wethouders niet
kunnen afwijken van bestemmingsvoorschriften zolang een
Raadsbesluit niet in kracht van gewijsde is gegaan en
de goedkeuring van Gedeputeerde Staten niet is gevolgd;
we hebben een gehele gemeenschap te dienen in plaats van
zo voor een geval te gaan staan.
Ook de Heer Roeien is van mening dat de handelwijze van
Burgemeester en Wethouders niet erg elegant was omdat
ieder wist dat de zaak in discussie was; anderzijds heeft
hij nu wel de zekerheid dat de Raad er de volgende maand
over zal moeten spreken, want hij kan zich indenken dat
de afgewezene in beroep gaat; hij betreurt het dat het zo
laat tot een beslissing moet komen al kon de commissie
vergadering de eerste keer niet doorgaan wegens onvol
doende bemanning, en de tweede keer wegens verhindering
van de voorzitter; eleganter was het dan ook geweest
de man te berichten dat de beslissing op de bouwaanvraag
langer zou duren dan verwacht werd.
De voorzitter antwoordt dat de man zijn normale rechtsgang
krijgt, dat Burgemeester en Wethouders binnen twee maan
den moeten beslissen op een bouwaanvraag, dat de materie
voldoende is gepubliceerd in "De Klepel", dat het niet
om één stukje gaat, doch om alle stukjes in Prinsenbeek,
dat de betrokken man ten voete uit op de publieke tribune
heeft gezeten, dus volledig op de hoogte was.
De Heer Jansen stelt dat het publiek op de publieke tri
bune zit om te horen of hun zaken voortgang maken; bij de
algemene beschouwingen wordt bovendien de wens steeds naar
voren gebracht om de afstand tussen overheid en burgers
te verkleinen; in die gedachte past deze brief niet.
Op deze opstelling zegt de voorzitter juist kritiek te
hebben; als bij een tentoonstelling van eigen burgerij
13 raadsleden worden uitgenodigd bij de opening aanwezig
te zijn, hiervan 4 leden acte de presence geven en 9
leden aan de voorzitter taal noch teken laten, dan is dat
ook geen pogen om de burger bij de overheid te krijgen;
in dat licht heeft hij er bezwaar tegen dat een futiliteit
als de onderhavige brief, een zaak waarvan betrokkene vol
ledig op de hoogte was, te hanteren als verwijdering
tussen burger en overheid; door de Heer Jansen daarop
stellend dat de voorzitter zijn (van de Heer Jansen) agen
da niet kent, repliceert de voorzitter dat fatsoenshalve