J
-8-
De Heer Jansen vindt de door het lid Roeien ingebrachte zaak van
ontsluiting van de Haagsche Beemden een intergemeentelijke aange
legenheid. Hij sluit zich gaarne aan bij de andere fracties waar
het de keuze voor model 1 betreft.
De ontsluiting moet overlegd worden tussen Breda en Prinsenbeek,
omdat deze zaak niet aan de orde is bij het rapport wegenstructuur.
De Heer Roeien ziet met angst en vreze het woon-werk-verkeer tege
moet, waarbij een grote verkeersbelasting voor Prinsenbeek zal
ontstaan en in dat licht zou hij die aangelegenheid willen over
wegen. Dit zou kunnen inhouden, dat er geen voorziening in noor
delijke richting komt, maar elders, die ook tot een oplossing
leidt.
De voorzitter kan de redenering van het lid Roeien volgen en wijst
er op dat Breda iedereen in het plan Haagsche Beemden kan toelaten.
Dat betekent dat de bewoners van de randstad naar de Haagsche
Beemden zullen trekken, hetgeen een grote pendel tot gevolg zal
hebben. Rijksweg 16 wordt belast met verkeer in noordelijke richting,
hetgeen betekent dat daarmede de Beeksestraat wordt belast. Hij
voorziet dat dit verkeerstechnisch een hopeloze zaak wordt. Hij
voelt daarom voor het argument van het lid Roeien om te zoeken
naar een tweede ontsluitingsmogelijkheid.
De Heer Jansen vindt het toch een gemeentelijke zaak tussen Breda
en Prinsenbeek. Het wegenstructuurplan is een provinciaal plan en
een ontsluiting van de Haagsche Beemden komt daarbij niet aan de
orde. De Raad heeft geen bevoegdheid om de ontsluiting van de
Haagsche Beemden in te brengen bij de provincie.
De voorzitter vindt dit niet geheel juist, omdat in het rapport
gesproken wordt over de Terheijdenseweg als ontsluiting van de
Haagsche Beemden in noordelijke richting. Hij vindt het niet onjuist
om de belangen van Prinsenbeek voor ontsluiting van de Haagsche
Beemden bij de provincie naar voren te brengen.
De Heer Roeien wijst op bladzijde 20, waar een paragraaf gewijd
is aan de ruimtelijke ontwikkeling van de Haagsche Beemden. Zijn
bemerkingen meent hij volledig binnen de orde van het rapport te
mogen maken; hij bedoelt niets anders dan een suggestie om dit nog
eens in overweging te nemen.
De Heer Jansen vindt dat het Gemeentebestuur contact dient op te
nemen met de Gemeente Breda over de ontsluiting van de Haagsche
Beemden
De voorzitter merkt op dat Breda geen antwoord geeft op een inge
diend bezwaarschrift waarop de Heer Jansen repliceert, dat de be-
stuurderen geen bezwaarschriften moeten indienen maar samen moeten
spreken over de bezwaren door rond de tafel te gaan zitten.
De Gemeente wordt de dupe van het indienen van bezwaarschriften
omdat overleg daardoor wordt uitgesloten.
De voorzitter antwoord daarop dat het Gemeentebestuur van Breda
gevraagd heeft welke bezwaren er leefden bij de Gemeente Prinsen
beek.