-lo ll Voordracht voor een bestuurslid van de Stichting Bejaardenhuis- vesting De Heer Jansen zegt dat er in de fracties twee voorstellen zijn. Zijn fractie vindt het bij de voordracht voor een bestuurslid belangrijk dat het een unanieme aangelegenheid is, zodat hij er de voorkeur aan geeft eerst nog eens onderling in de fracties beraad te houden om zich op êêu noemer te kunnen terugtrekken. Daardoor zal het voor de benoemde prettiger worden dan dat hij door een stemming aangewezen moet worden. Hij vraagt dit punt tot de volgende vergadering uit te stellen. Zonder hoofdelijke stemming wordt aldus besloten 12Voorstel tot vaststelling van een verordening "Beroepsregeling Indikatiecommissie" De Heer Dirven vraagt of de in te stellen commissie ook iets kan doen aan het opsporen van eenzame bejaarden, die niet zelf met een verzoek tot opname komen. De Heer van der Westen. Wethouder, zegt dat de commissie aan de bedoelde gevallen niets kan doen. De aanvrage moet gedaan worden op verzoek van de bejaarde zelf. Indien zich gevallen voordoen, die door het lid Dirven worden bedoeld, zal langs andere wegen gezocht moeten worden naar een oplossing. Plaatsing in een be jaardentehuis geschiedt op basis van vrijwilligheid. De Heer Hennekam, Wethouder, maakt bezwaar tegen de samenstel ling van de Indikatiecommissie. Hij heeft geen enkel bezwaar tegen personen in de commissie. Hij vindt dat de arts, die in de commissie zitting neemt, aangewezen zou moeten zijn door het Stadsgewest Breda. De Heer van der Westen voegt er aan toe, dat het niet zo is dat het Gemeentebestuur of betrokkenen hierbij de gedachten hebben gehad om het Stadsgewest te dwarsbomen. Er is een bespreking ge weest op het stadhuis van Breda en daar is deze zaak met de ge deputeerde besproken. De voorzitter van de gezondheidscommissie, behorende tot het 5tadsgewest, heeft daarbij gezegd direct bereid te zijn aan een beroep op de arts van het Stadsgewest medewerking te verlenen. Het opnemen van een arts van het Stadsgewest is niet als dringend of opgelegd naar voren gebracht. Achteraf is gebleken, dat de richtlijnen enigszins anders zijn. Het opnemen van een andere arts in de commissie is volgens hem uitsluitend ontstaan door de adviezen en inlichtingen, die des tijds op het Gemeentehuis van Breda zijn verstrekt en ontvangen. Het College kon op de arts van het Stadsgewest een beroep doen, maar behoefde dat niet. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeen komstig het voorstel besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 142