-2- De Heer Jansen deelt mede geen bezwaar te hebben tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders om deze stukken voor kennisgeving aan te nemen, doch constateert dat in de agenda op bladzijde 2 bovenaan wordt terugge komen op een oud besluit dat in verband staat met inge steld beroep. Hij verzoekt dit gestelde met betrekking tot de lokatie van het woonwagencentrum op bladzijde 2 te schrappen en daarover geen besluit te nemen. Hij stelt voor zich te baseren op wat hierover in vroegere vergaderingen te berde is gebracht en de niet-mogelijk- heid van wijziging te enten op de aanhangige Arob- procedure Hangende en sub judice dit onderwerp, waarover nog geen advies is uitgebracht aan de Raad, is het onjuist om op het bovenaan bladzijde 2 van de agenda gestelde in te gaan. Hij verzoekt de ingekomen stukken onder a) tot en met g) tot nader order voor kennisgeving aan te nemen. Hij stelt voor op de keuzebepaling terug te komen nadat het advies door de Arob-commissie is uitgebracht. De Heer Roeien herinnert aan de besprekingen in de com missie Ruimtelijke Ordening en verzoekt in het verslag van die commissie te lezen: het beroepschrift sub g), omdat dat beroepschrift toen aan de orde is geweest. De Heer Dirven wenst duidelijkheid te krijgen over een mondelinge toezegging inzake aan- en verkoop gedaan door een provinciale ambtenaar, waarvan in de commissie ge zegd is dat dit niet meer ter zake dienende zou zijn. Zijn fractie tilt zwaar aan gedane mondelinge toezeg gingen in deze zaak. Bovendien meent hij dat het een essentieel onderdeel van het bezwaarschrift is, dat nu is ingediend. De voorzitter deelt mede, dat het College geen bezwaar heeft tegen het aanvaarden van het voorstel van het lid Jansen, dat tendeert in de richting van het advies van de commissie Ruimtelijke Ordening. Hij weet niet definitief welke toezeggingen van de zijde van de provincie zijn gedaan. Er wordt wel gefluisterd, maar dat is geen zekerheid. Hij heeft horen verluiden dat betrokkene binnen korte tijd van de provincie een schriftelijke verklaring zou krijgen. Indien deze ver klaring wordt afgegeven, zal deze een zeer belangrijke rol gaan spelen in de nadere standpuntbepaling van de Raad. Hij stelt voor tot de datum van de volgende ver gadering alle materiaal te verzamelen. Het is niet moge lijk om het bezwaarschrift, genoemd onder sub g) eerder te behandelen dan het onder sub f) genoemde. Indien de wensen van bezwaarde niet vervuld zouden wor den, staat voor hem nog de weg naar de Raad van State open. Met betrekking tot het op de agenda op bladzijde 2 gestelde, merkt hij nog op, dat de bedoeling van het College is geweest duidelijk te laten blijken, dat er geen sprake is geweest van een aanwijzing van een loka tie in de zin van de Woonwagenwetdoch van een aanwij zing in de zin van de wet op de Ruimtelijke Ordening.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1977 | | pagina 66