j) Schrijven d.d. 30 januari 1979 van de gemeente Zierikzee
inzake het bieden van huisvesting aan z.g. Vietnamese
bootvluchtelingen of andere groepen van vluchtelingen;
De heer Lodewiiks vraagt hoe een dergelijk schrijven
wordt behandeld.
De voorzitter antwoordt, dat brieven gericht aan de Raad
eerst in het college worden behandeld; in dit geval is
gezegd, dat, hoe triest deze aangelegenheid ook is, dit
voor de gemeenteraad geen discussiestuk is, omdat hier
geen sprake is van een gemeentelijk huishoudelijk belang.
Daarom wordt ook voorgesteld dit stuk voor kennisgeving
aan te nemen.
k) Motie d.d. 25 januari 1979 van de gemeenteraad van Helle-
voetsluis inzake verbetering lot politieke gevangenen in
Zuid-Amerikaanse landen;
1Overzicht stand van zaken met betrekking tot spreidings
plan van het Woonwagenschap Breda en brochure "Woonwagen
bewoners en huisbewoners niet langer vreemden voor elkaar;
m) Schrijven d.d. 22 januari 1979 van een drietal dames uit
Prinsenbeek inzake het toewijzingsbeleid van woningen in
Prinsenbeek;
De heer Jansen stelt vast, dat de briefschrijvers en het
college volkomen naast elkaar heen praten; hij verneemt
gaarne of het gestelde in deze brief juist of onjuist is.
De voorzitter antwoordt, dat bij de stukken ter inzage
heeft gelegen de lijst van woningzoekenden; zolang de
plm. zeventig personen, die op grond van een bestaande
regeling, min of meer verkregen rechten hebben op een
woning, is het college niet bereid nu al mee te delen
hoe in de toekomst het toewijzingsbeleid zal moeten wor
den, dit gegrond op het feit, dat de gemeente jaarlijks
weinig woningen in de woningwetsector te bouwen heeft.
De heer Lodewiiks memoreert, dat de voorzitter op basis
van drie gronden het toewijzingsbeleid heeft verdedigd,
n.l. op basis van practische gronden (veel woningzoeken
den), andere toewijzingscriteria zijn afgewezen, omdat
deze onwenselijk zouden zijn (niet in overeenstemming met
de ethische normen) en op grond van het feit, dat er
normen zijn vastgesteld en die normen normaal worden uit
gevoerd
Het hebben van een norm, aldus spreker, is geen reden om
deze norm acceptabel te achten. Er worden bepaalde normen
uitgesloten, en dat zou men discrimineren kunnen noemen.
Ethische normen b.v. zijn relatief, en zijn fractie vindt,
dat het niet de taak van burgemeester en wethouders is de
normen, die men zelf hanteert, dwingend op te leggen aan
anderen.
Hij pleit voor het hanteren van normen, die overeenstem
men met de normen, zoals die door de gemeenschap worden
aangevoeld.
Naar zijn mening hebben de drie briefschrijvers terecht
kritiek op het toewijzingsbeleid, omdat bepaalde normen
discriminerend werken met name b.v. personen uit te slui
ten van inschrijving, omdat zij tot een ander geslacht
behoren
-3-