-6-
het een groot probleem, dat voor een klein deel misschien kan worden
opgelost door het invoeren van een progressieve belasting.
De heer van den Eijnden vraagt waarom zijn brief, gericht aan de voor
zitter van de raad en burgemeester en wethouders, betrekking hebbend
op dit onderwerp, niet bij de raadsstukken is gevoegd.
De voorzitter antwoordt, dat hem dit niet bekend is. Wel is deze brief
behandeld in het college van burgemeester en wethouders; besloten is aan
hem een persoonlijk schrijven te richten.
De heer van den Eijnden pleit voorts wel voor handhaving van de penning
en zegt tegen een herziening van de belasting te zijn, omdat het een
ieders goed recht is een hond te hebben, evengoed als men kinderen heeft,
waarvoor men toch ook niet gestraft wordt.
Spreker ziet geen voordeel in verhoging van de belasting, want men zou
dan wel eens averechts kunnen reageren met de opmerking nu betaal ik
veel belasting, nu zal de hond zijn behoefte doen ook".
Zijn voorstel zou zijn om elke hondenbezitter een lezenswaardig stuk te
zenden met eventueel een deel van de politieverordening over de rechten
en plichten van de hondenbezitter; van de andere kant is het toch zo,
dat de niet-hondenbezitters ook geen last van die honden behoeven te
hebben. Een andere oplossing is een hondentoilet op bepaalde groen
stroken.
De voorzitter antwoordt, dat men met een hondentoilet voor de deur,
niet bepaald gelukkig zal zijn.
De heer van den Eijnden meent, dat de gemeente wel iets moet doen en dat
men het probleem niet eenvoudig naast zich neer kan leggen.
De voorzitter refereert aan vier jaar krachtdadig pogen om de kwestie
uit de wereld te helpen, het heeft echter niets uitgehaald. Hij voelt
wel voor aanstelling van een milieu-ambtenaar, die verbaliserend kan
optreden.
De heer van den Eijnden vindt dit een negatieve oplossing; een positieve
oplossing is de hondenbezitters persoonlijk een schrijven te zenden.
De voorzitter zegt nog wel eens een artikel voor de Klepel te willen
schrijven en te laten nagaan wie de hondenbezitters zijn, maar twee
derde van de bevolking geeft zijn hond niet op.
De heer van den Eijnden wil de tolerantie niet opvoeren, er moet iets
aan dit probleem gedaan worden, liefst in positieve zin.
De heer Roeien meent, dat tegelijkertijd met het hondenaangifteformu
lier een persoonlijk schrijven kan worden meegezonden; hij heeft de
indruk, dat dit opvoedend zou kunnen werken.
De voorzitter wil dit voorstel wel eens proberen, doch verwacht van het
resultaat niets.
De heer Hennekam heeft bezwaar tegen de opmerking, dat bij verhoging van
de hondenbelasting een aantal zielige, arme mensen hun hond niet meer
zouden kunnen behouden; vergeleken bij andere gemeenten, is de belasting
in Prinsenbeek erg laag. Gelet op de mentaliteit, gaat het spreker wel
te ver, als gezegd wordt, dat een aantal zielige mensen wordt getroffen
als de belasting zou worden verhoogd.
Het hele probleem, aldus de voorzitter, is in één klap opgelost, als de
raad zou bepalen, dat honden, al dan niet onder geleide, zich niet meer
in de bebouwde kom mogen bevinden.
De heer Hennekam voegt er aan toe, dat er een moment komt, dat dit gaat
gebeuren. Het zal nog wel een tijd duren, maar de andere mensen behoeven
niet de overlast van de honden te blijven accepteren.
De heer Dirven ontraadt deze maatregel ten sterkste. Verder bedoelt spre
ker geen arme, zielige mensen, maar het middel van een belastingverhoging
faalt, omdat het het aantal honden niet terugbrengt.
Overigens wordt zonder hoofdelijke stem
ming aldus besloten.