-7-
De heer van der Bom blijft bij zijn mening, dat het seniorenconvent de
meest aangewezen groepering is om over deze zaken van gedachten te wis
selen.
Hij zou echter wel willen weten hoe de voorkeur door burgemeester en,wet
houders zal worden bepaald.
De heer Dirven vindt, dat de heer Hennekam in zijn antwoord aan de heer
Lodewijks te ver gegaan is; immers hij suggereerde, dat de Raad wist dat
er een lijst was. Als dat zo zou zijn, dan had spreker bij de algemene
beschouwingen 1978 en 1979 deze vraag niet gesteld.
Het antwoord van de toenmalige voorzitter was, dat hem geen lijst bekend
was. Sedert plm. vier maanden weet deze Raad, dat er wél een lijst is.
Nu blijken er op deze lijst nog ongeveer 28 personen te staan.
Burgemeester en wethouders willen tien kavels aan deze personen toewijzen;
spreker wijst er op, dat er méér personen op de lijst voorkomen, dan dat
er vrije kavels beschikbaar zijn. Hij vraagt zich af, hoe burgemeester en
wethouders na er tien te hebben toeqewezen, de elfde kunnen tegenhouden.
De heer Dirven geeft er de voorkeur aan om de raadscommissie ruimtelijke ordening
te horen, daarin zijn alle fracties vertegenwoordigd en daar behoren zijns
inziens dergelijke zaken thuis.
De heer Hennekam zegt geen bezwaren te hebben als de meningen in politiek
opzicht verschillen, doch hij is wel vertoornd, als een vorig college, waar
van hij deel uitmaakte, wordt aangevallen in deze raad door iemand die
toen geen zitting had in de gemeenteraad en op onjuiste gronden. Er is be
stuurlijk onzuiver geredeneerd en dat wekt bij veel mensen de suggestie,
alsof er malversaties zouden hebben plaats gevonden.
Spreker weigert dit te erkennen doch weigert ook te accepteren, dat in de
raad dergelijke uitlatingen gedaan worden, deze worden veel te gemakkelijk
opgevat in de zin van "wij komen op in het belang van". De heer Lodewijks
weet dat, en hij heeft daarvan in zijn korte periode in de Raad - daartoe
geholpen door de pers, - al enkele staaltjes ten beste gegeven.
Spreker vervolgt: als er een wachtlijst zou zijn met namen van personen,
die niet in de toewijzingsnormen vielen, - de heer Lodewijks suggereert
dat - dan kan aan de heer Lodewijks een simpel sommetje worden voorgelegd,
hij zit niet alleen op een school, die hoog is, maar zelfs op een hoge
school, dus daarom zal hij het wel begrijpen.
Spreker zegt deze opmerking te maken, omdat er suggesties op tafel worden
geworpen, die hij erg kwalijk vindt en daarom antwoordt hij op deze manier.
De heer Lodewijks moet daaruit maar concluderen wat spreker vindt van het
niveau van zijn opmerkingen.
Wanneer, zo vervolgt de heer Hennekam, iemand 100 punten heeft, komt hij,
als dit het hoogst aantal punten is, dat gescoord kan worden, nummer één
te staan en zo vervolgens; als er 200 liefhebbers zijn en 100 kavels, dan
vallen er 100 personen met het laagst aantal punten af. Diegenen nu, die
in Staart I niet aan bod zijn gekomen, hebben een brief van burgemeester en
wethouders gehad met de mededeling weJke plaats zij op een wachtlijst in
nemen.
Die brief is bekend, minder bekend is misschien het feit, dat er een wacht
lijst is, maar dat is een zaak van uitvoering. De heer Lodewijks suggereert
of dat niet het geval is, en alsof er heimelijk langs een achterdeur een
wachtlijst is ontstaan.
De heer Hennekam zegt het erg goedkoop te vinden om, als de betreffende
woorden "of andere motieven" niet geschrapt worden, de fractie van de P.v.d.A
zal tegenstemmen. In de eerste plaats spreekt daaruit een rechtstreeks wan
trouwen tegen het beleid van burgemeester en wethouders, in de tweede plaats
is het een veel te gemakkelijk handvat_en spreker weigert hem dit handvat