-16-
Maar, ik heb destijds ook gesteld, dat als we al woningwetwoningen gaan
verkopen, dat we dan in ieder geval zouden moeten bezien of er binnen het
bestand van sociale woningen ruimte kan worden gevonden via doorstrominqs-
bevorderende maatregelen.
In uw beleidsvoornemens tref ik echter nergens gedachten over dit onderwerp
aan. Mijn fractie vindt dat een ernstig tekort. Wij zouden daarom dan ook graag
uw antwoord vernemen, waarom u over de doorstromingsgedachte geheel en al
zwijgt, terwijl naar ik meen te weten u bij de realisering van sociale
woningbouw in Staart II wel degelijk doorstromingsgedachten heeft gekoes
terd.
Misschien bent u van mening dat de gemeente over te weinig middelen beschikt
om doorstroming te realiseren. Als u dat vindt, mag ik u dan eens helpen?
Heeft u bijvoorbeeld wel eens gedacht om de doorstroming op basis van premies
te bevorderen, of heeft u wel eens gedacht om via een huurqewenninqsbijdraqe
iets aan die bevordering te doen?
In uw vorige Nota van Aanbieding spreekt u over maatregelen om te komen tot
een nauwere samenwerking c.q. fusie tussen de drie in Prinsenbeek optredende
woningstichtingen. Daarover vernemen we dit jaar niets meer. Wat is daarvan
de reden? Schieten de onderhandelingen niet op? Heeft u wel onderhandeld?
Of wat is er anders aan de hand? Graag hadden wij van u hierover wat meer
informatie.
De kwestie van de bejaardenhuisvesting die het vorig jaar in de begrotings
behandeling zo actueel was laat ik nu even buiten beschouwing. Wij wachten
met spanning de door de voorzitter aangekondigde "constaterende nota" over deze
kwestie af en wij zullen naar aanleiding hiervan ons standpunt bepalen.
Het vorige jaar, voorzitter, is door mij in deze raad de kwestie van de wo
ningtoewijzing gesteld.
Mijn aanmerkingen op het beleid dat in dezen werd gevoerd hadden betrekking
op twee punten: Enerzijds had mijn fractie kritiek op uw beleid, omdat
vrouwelijk woningzoekenden door u niet in de gelegenheid werden gesteld
om voor een woningwetwoning in aanmerking te komen. Anderzijds sluit dit
beleid het verkrijgen van een woning uit voor mensen die een alternatieve
samenlevingsvorm verkiezen.
Er is door mij toen - in eerste termijn - niet gesteld dat dit beleid bewust
discriminerend voor bepaalde bevolkingsgroepen zou zijn. Ik heb het er op
gehouden dat het discriminerend karakter van uw normen en regels een onbe
doeld neveneffect was.
Niettemin ben ik in de loop van dit jaar tot de conclusie qekomen dat deze
opvatting het resultaat moet zijn geweest van een al te optimistische levens
visie.
In de discussies die wij daarover in deze raad al hadden en in het antwoord
van uw college op mijn vragen bleek voor mij overduidelijk, dat. u en een
deel van deze raad deze regels niet onbedoeld maar bedoeld discriminerend
willen laten werken.
Er is gesproken over "ergerlijke" samenlevingsvormen, die geweerd moesten
worden; in ieder geval voor de zittingsduur van dit college.
Ik vraag u in alle redelijkheid, voor wie ergerlijk, waarom ergerlijk?
En als dan iemand deze vormen persoonlijk zo verfoeilijk vindt, dan geef
ik u in overweging wat er nou zo dubieus is aan bijvoorbeeld een communitair
samenlevingsverband van bijvoorbeeld bepaaldeR.K. religieuze orden? V/at er ergerlijk
is aan twee samenlevende of alleenlevende bejaarden?
Mensen die dit soort termen in hun mond nemen, dié gedragen zich ergerlijk
want. intolerant! Zij houden in stand wat de maatschappij al lang als uit de
tijd, onredelijk, ja zelfs maatschappelijk onfatsoenlijk heeft bestempeld.
Mijn fractie stelt zich dan ook op het standpunt, dat het niet aan u of
aan ons is om te bepalen, afgaande op ons persoonlijk normen- en waarden
stelsel, wat toelaatbaar en ethisch juist is in het particuliere leven van