-23-
Er komt in feite steeds minder te verdelen. En dat is op zichzelf erg
triest indien we een vergelijking maken met de voorgaande decennia. De
vijftiger en zestiger jaren; een tijd van opbouw waarbij in de zestiger
jaren een welvaart is ontstaan die we in zekere zin niet op konden. Voor
Prinsenbeek vooral begonnen in de jaren rond 1965 en doorgezet in de zeven
tiger jaren met een grote uitgroei van onze gemeenschap. Door de bebouwing
van diverse nieuwe plannen, waarvan het eerst - plan Zuid met name - bestemd
was voor 25 jaar doch binnen 5 jaar geheel was volgebouwd, hebben wij uiter
aard een bijzonder gunstige financiële positie kunnen opbouwen als gevolg
waarvan we met de huidige begroting dan ook goed zitten.
Het is echter wel van zeer groot belang dat we onze begrotingen in de toe
komst, vooral bij een wat mindere uitgroei van Prinsenbeek, zeer kritisch
zullen gaan beoordelen. Thans beschikken wij nog over de revenuen van de
voorgaande vijftien jaren. Echter, ook in' de toekomst zullen wij nog komen
te staan voor zeer grote uitgaven, vooral ook uitgaven waaraan bepaalde
oneconomische exploitatielasten bij betrokken zijn. Dit betekent dat onze
begroting snel achteruit kan gaan, met name voor wat betreft eventuele over
schotten.
In deze begroting wordt vrij gemakkelijk gesproken over overschotten van
zes ton, op een wijze alsof deze blijvend zouden kunnen zijn. Ik wil er
echter wel voor waarschuwen dat, willen wij onze belastingdruk niet te
groot maken, over een aantal jaren onze begroting er geheel anders kan
gaan uitzien.
Nog steeds uw nota volgend wil ik thans een opmerking maken over het
hoofdstuk Volkshuisvesting. Vermeld staat, dat er ten opzichte van 1979
een nadelig verschil is van f. 43.000,Ik geloof dat we dit bedrag iets
zwaarder moeten inschatten omdat er zich inmiddels een verandering heeft
voorgedaan.
Welke zijn namelijk de motieven van het college geweest toen er, buiten
het samenwerkingsverband met de gemeente Teteringen om, een ambtenaar ten
behoeve van de dienst bouw- en woningtoezicht in vaste dienst is genomen.
Spreekt daaruit wellicht de gedachte een zelfstandige tak van dienst te
creëren of zijn er andere motieven qeweest voor deze handelwijze?
Voor wat betreft Openbare Werken in eerste instantie een kleine opmerking,
(vuilnisstortplaats)
Uit de notulen van de vorige algemene beschouwingen neem ik letterlijk over:
In het verleden is onze gemeente er vrijwel altijd in geslaagd om grond in
goed overleg met de eigenaars aan te kopen. U weet dat wij zeer fel gekant
zijn tegen zogenaamde tussenpersonen die de grond aankopen en dan als een
stok achter de deur de gemeenten in een bepaalde hoek drijven. Waar ons
inziens de kopers van de panden in een later stadium de verborgen rekening
van gepresenteerd krijgen.
Ook nu, in Staart II, hebben we weer zo'n situatie. En dat, mijnheer de
de voorzitter, is geen gezonde situatie. Niet dat wij het dagelijks be
stuur van deze gemeente in het heden of verleden daarover een verwijt
willen maken - integendeel - in de situatie die we hebben gehad heeft u
met uw college toch nog heel wat narigheden kunnen voorkomen Tot het
moment dat de grond naar de vorige eigenaar weer terugging. Het lijkt me
daarom alleszins gerechtvaardigd om bij verdere uitbouw van onze gemeente
met een honderdtal woningen in de komende jaren een zodanig beleid uit te
stippelen dat we eerst de gronden in eigendom zien te verwerven en dan
- natuurlijk zonder beklemmende voorwaarden - pas over bestemmingsplannen
gaan spreken, vooral omdat ze maar zeer klein zullen zijn. Let wel, wij
ontkennen hier zeker niet het recht aan eigenaars van gronden om te ver
kopen aan de hoogste bieder, maar vanuit ons standpunt moeten wij als
koper trachten deze grond zo goedkoop mogelijk aan te kopen.