-14-
18) Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet voor de
aanschaf van leer- en hulpmiddelen ten behoeve van de H. Hartschool,
Kapelstraat 44.
Zonder hoofdelijke stemming wordt aldus
besloten.
19) Voorstel tot vaststelling van de exploitatievergoeding ex artikel
101 der lager onderwijswet 1920 over 1979 voor de bijzondere lagere
scholen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt aldus
besloten.
20) Nota van de burgemeester inzake de exploitatie van de te bouwen
20 bejaardenwoningen aan de VIiet/11 iddenweg
De voorzitter vangt aan met een toelichting te geven over het waarom
van zijn nota. Het schijnt dat deze nota aanleiding zou kunnen geven
tot onduidelijkheden, met name voor wat betreft de vraagstelling zijner
zijds zoals gesteld onder punt 12. Men zou er uit kunnen concluderen
dat het de bedoeling is het desbetreffende raadsbesluit van 12 januari 1978
te doen ombuigen. Dit is echter geenszins het geval.
Tijdens zijn inwerkperiode is spreker geconfronteerd met een bepaald
probleem op het gebied van de bejaardenzorg. Hij heeft geconstateerd
dat er twee groeperingen zijn die het als het. ware niet eens zijn
met elkaar.
Als onpartijdig raadsvoorzitter acht hij het zijn plicht om de draad,
die zijn voorganger heeft laten liggen op 17 mei 1979 aan het slot
van de informele bespreking tussen de raad en het bestuur van Hoge-
donk, weer op te pakken en te trachten tegenstellingen, waar die zich
mogen voordoen, te overbruggen. Sinds het schrijven van de Staatssecre
taris aan de hoofdingenieur-directeur van de volkshuisvesting hier is
binnengekomen zijn er de nodige problemen geweest en overwonnen, en
het is thans aan de raad te beslissen wat er dient te geschieden in het
belang van de bejaarden in deze gemeente.
De heer Jansen betuigt zijn dank voor de enkele vergaderingen eerder
toegezegde, en thans voorliggende, constaterende nota. Hij stelt
vast dat de voorzitter in zijn nota in feite voor zichzelf duidelijk
heeft gemaakt wat er zich rond deze aangelegenheid heeft afgespeeld.
Hij concludeert dat de voorzitter terugneemt het gestelde onder punt
12, is verheugt dat de vergunning voor de bouw van 20 bejaardenwoningen
inmiddels is afgekomen, en vraagt uitvoering van het desbetreffende
raadsbesluit waarover zijn fraktie geen behoefte heeft in discussie
te treden.
De heer Lodewijks begint met te zeggen dat het van moed getuigt deze
kwestie - naar zijn mening uitgegroeid tot een affaire - op persoon
lijke titel terug te brengen in de Raad. Allereerst wenst hij vast
te stellen dat zijn fractie er van overtuigd is dat zowel de stichting
Gertrudisoord als de Stichting Bejaardenhuisvesting Prinsenbeek, in
deze zaak niets anders op het oog hebben dan een correcte belangenbe
hartiging van en voor de Prinsenbeekse bejaarden. En dat alles wat
zich sinds 11 november 1976, toen het college een eerste brief van
de Stichting Bejaardenhuisvesting Prinsenbeek ontving, heeft voor
gedaan uit datzelfde oogmerk is voortgekomen.
Wel vindt zijn fraktie, dat het touwtrekken tussen beide stichtingen
over de exploitatie van de te bouwen bejaardenwoningen soms een be
denkelijke vorm heeft aangenomen, ten nadele van diezelfde bejaarden.