-19-
De heer Lodewi/jks interrumpeert met de opmerking dat zijns inziens de
heer Hennekam een voorstelling van zaken heeft gegeven als zou het
C.D.A. f. 6,25 per m2 verdiend hebben op de grondprijs. Men dient zich
echter te realiseren dat deze f. 6,25 bovenop de prijs is gekomen toen
er onteigend moest worden. Dat was het voorstel zoals het door het C.D.A.
werd gedaan, en déar heeft zijn fraktie tegen gestemd omdat het duurder
zou worden en langer zou gaan duren.
De heer Dirven is het hiermede volstrekt oneens. Naar zijn mening heeft
de Partij van de Arbeid een totaal verkeerde voorstelling van zaken ge
geven door te beweren dat het voorstel waaraan gekoppeld was een even
tuele onteigening, duurder zou uitkomen dan het oorspronkelijk ter tafel
gebrachte voorstel. Juist dit oorspronkelijke voorstel was te kostbaar
in de ogen van enkele frakties, en het is om die reden dat besloten werd
indien noodzakelijk een onteigeningsprocedure in gang te zetten. Hoe hoog
de kosten daarvan zouden gaan belopen was uiteraard niet bekend. Er is wel
een bedrag voor geraamd, maar wat de consequénties zouden zijn geweest vo°r de
toekomstige bewoners van Staart II indien er een andersluidende beslissing
was genomen, valt zelfs niet te schatten.
De heer Hennekam merkt op dat wanneer er wordt gesproken over woningwetwoningen,
huurwoningen en premiewoningen A of B, er in feite steeds gesproken wordt
over woningen welke zijn bestemd voor diegenen in deze gemeente met de
smalste beurs, en met name voor hen die wensen te gaan trouwen. Hij vindt
dan ook, dat zowel de gehele gemeenteraad als het college van burgemeester
en wethouders, de grootste zorgvuldigheid dienen te betrachten bij hun
formuleringen. Die zorgvuldigheid mist hij volledig bij de Partij van
de Arbeid. Door hem werd niet gezegd of gesuggereerd dat zijn fraktie het
de Partij van de Arbeid kwalijk heeft genomen dat zij destijds het voorstel
heeft gesteund. Ook is deze opmerking niet gemaakt in de richting van het
college.
Wat zijn fraktie wél kwalijk heeft genomen is het feit dat de Partij van de
Arbeid achteraf, door middel van een publikatie, de houding van het C.D.A.
heeft uitgelegd als een frustratie om de komst van sociale woningbouw on
mogelijk te maken.
Voor wat betreft hetgeen de voorzitter heeft gezegd over het aantal woning
wetwoningen, is hij van mening dat dit voor deze discussie niet relevant
is omdat deze beslissing van het Rijk toch zou zijn gekomen, ongeacht het
besluit dat hier is genomen ten aanzien van de grondaankoop. Ook is er reeds
geduid op het verschil in prijs van f. 6,25, hetgeen voor deze discussie
eveneens niet ter zake doende is. Wat zouden namelijk de condities, die
andere ingelost hadden moeten worden, voor consequenties hebben gehad voor
de kavelprijzen en de bouwprijzen? Spreker is van mening dat dat bedrag
aanzienlijk hoger zou zijn geweest, en is er van overtuigd dat dat ook aan
de heer Lcdewijks bekend is.
Hij acht het voorts een goede zaak dat reeds 10 juni aanstaande wederom een
voorlichtingsbijeenkomst wordt gehouden, maar hij is eveneens van mening
dat, gegeven de slechte situatie op de woningmarkt, het een goede zaak zou
zijn indien op korte termijn het college met de desbetreffende raadscommissie
zich tezamen gaan beraden op welke wijze het best tegemoetgekomen kan worden
aan de moeilijkheden die zich aandienen. Tenslotte zou spreker nog graag
een antwoord ontvangen op zijn vraag of het college nog vrij is in de keuze
van een aannemer.
Namens het college deelt wethouder Houtepen mede dat er uitsluitend onder
handeld is met de grondeigenaar zonder enige tussenkomst van derden, en
dat er aan niemand ook maar enige toezegging is gedaan.
De heer van der Westen vindt dat het college in zijn uitleg en beantwoording
het resultaat dat thans voorligt aanmerkelijk heeft afgezwakt. Door te
stellen dat er 37 woningwetwoningen gebouwd hadden kunnen worden indien er