De heer Roeien is van mening dat het op een zeker moment wenselijk kan zijn
voor een raadslid, om over onderwerpen uit het bulletin die hem volkomen
onduidelijk zijn vragen te stellen tijdens een commissievergadering. De
voorzitter antwoordt dat daartegen geen enkel bezwaar bestaat.
Ten aanzien van de stand van zaken met betrekking tot de gronduitgifte in
Staart II deelt de voorzitter het volgende mede.
Voor wat betreft de woningwetwoningen moeten vóór 1 juli aanstaande alle
stukken voor het bouwen van 20 woningen bij volkshuisvesting ter tafel'lig
gen. Het college hoopt onmiddellijk na de vacanties met de bouw een aan
vang te kunnen maken.
Van de premiekoopwoningen, type B, zijn er op dit moment 21 verkocht, althans
is de daarvoor gevraagde waarborgsom voldaan. Kandidaten die zich onverhoopt
zouden terugtrekken moeten er op rekenen de betaalde waarborgsom te verspelen.
Voor de verkoop van 37 premiekoopwoningen, type A, zal op 10 juni aanstaande een
voorlichtingsbijeenkomst worden gehouden waarvan het college, gelet op de
ruimere subsidieregeling, bepaald geen negatieve verwachtingen heeft.
Ter sanering van de lijst met de namen van 28 kandidaten die zijn overge
bleven na de gronduitgifte in Staart I, heeft het college conform de wens
van de gemeenteraad, 10 kavels bouwgrond daarvoor gereserveerd. Van de
daartoe tot op dit moment benaderde kandidaten hebben zich 8 personen terug
getrokken en 5 personen hebben hun waarborgsom betaald. Het college zal door
gaan met het vérder afwerken van deze lijst tot het moment dat er 10 kavels
zijn uitgegeven.
Voor de andere lijst met inschrijvers zijn 18 kavels bouwgrond beschikbaar.
Daarvan zijn er inmiddels 3 verkocht. Zes personen hebben te kennen gegeven
in aanmerking te willen komen voor een woning uit een bouwplan voor 2 onder
1 kap, waarvoor overigens nog een ontwerp moet worden ingediend.
Tenslotte deelt de voorzitter mede dat hij in zijn functie als burgemeester
een schrijven heeft doen uitgaan naar de drie instanties werkzaam op het
gebied van de volkshuisvesting, te weten het gemeentelijk woningbedrijf, de
woningstichting Prinsenbeek en de Stichting Gertrudisoord.
Naar aanleiding van vragen welke werden gesteld tijdens de begrotingsbe
handeling 1980, heeft het college gezegd van oordeel te zijn dat samenvoeging
uit een oogpunt van doelmatigheid zeer gewenst is, maar dat het een eerste
vereiste is dat alle partijen zich zeer positief opstellen en dat het college
goede hoop heeft in 1980 een eerste aanzet te kunnen geven.
Spreker heeft gemeend via zijn schrijven het initiatief te moeten nemen, en
hij heeft de drie instanties uitgenodigd om in open en in eerste aanleg oriën
terende gedachtenwisseling, de mogelijkheden af te tasten om zo mogelijk te
komen tot bepaalde vormen van samenwerking.
De heer Hennekam maakt de opmerking dat het standpunt zoals dat tot dusverre
door de politieke frakties is aangedragen over de drie woningstichtingen,
niet vertaald mag worden als zou het C.D.A. zonder meer voorstander zijn van
het samen doen smelten van de drie stichtingen omdat de doelstellingen nogal
verschillend van aard zijn.
Hij is daarentegen niet van plan het gesprek dat de voorzitter aangaat met
de drie stichtingen te doorkruisen, maar spreker zou het ook onjuist vinden
indien de voorzitter te zijner tijd geconfronteerd zou worden met het stand
punt van het C.D.A. waarvan mogelijk dan gezegd zou kunnen worden: "had mij
dat eerder verteld".
Spreker stelt vervolgens de vraag waarom de voorzitter, bij het doen uitgaan
van eerdergenoemd schrijven, uitdrukkelijk heeft gehandeld in zijn functie
als burgemeester en niet in die van voorzitter van de gemeenteraad of van
het college van burgemeester en wethouders. Hij is namelijk van mening dat
-22-