y) Schrijven d.d. 3 mei 1980 van het raadslid H.J.F.M. Dirven met ant woord van burgemeester en wethouders d.d. 19 mei 1980 inzake aankle ding muur in raadzaal; z) Schrijven d.d. 3 mei 1980 van het raadslid H.J.F.M. Dirven met ant woord van de burgemeester inzake bebouwing bestemmingsplan Staart II; aa) Schrijven d.d. 1 maart 1980 van het raadslid A.J.J. van den Eijnden met antwoord van burgemeester en wethouders d.d. 27 mei 1980 inzake speelvoorzieningen, hondenoverlast en verkeersveiligheid; bb) Schrijven d.d. 10 juni 1980 van de heer Drs. J.G.L.C. Lodewijks, fraktie- voorzitter van P.v.d.A. met vragen omtrent de openbare-orde-maatrege- len rond optreden "Veulpoepers" op 7 juni 1.1.; cc) Schrijven d.d. 4 mei 1980 van het raadslid G.J.M. van Schaik met ant woord van burgemeester en wethouders d.d. 20 mei 1980 inzake energie besparingsmogelijkheden; dd) Schrijven d.d. 20 april 1980 van het raadslid M.C. v.d. Westen met ant woord burgemeester d.d. 13 mei 1980 inzake achterwege gebleven informatie; ee) Schrijven d.d. 21 april 1980 van het raadslid M.C. v.d. Westen met ant woord van burgemeester en wethouders inzake de bouw van premiewoningen. De heer van der Westen acht het antwoord, vervat in het schrijven genoemd onder punt ee), volstrekt onbevredigend. Hij vraagt zich af, of bij het vaststellen van een structuurplan niet tevens bezien kan worden welke mo gelijkheden er zouden kunnen zijn om de percelen waarop gedoeld wordt daarin mede te betrekken. De voorzitter antwoordt dat deze gedachte in het overleg rond de vaststel ling van een structuurschets zal worden meegenomen, maar hij vindt dat het geen de heer van der Westen thans heeft verwoord niet de bedoeling is geweest van zijn destijds gestelde vraag. Deze vraag had betrekking op een ingekomen bezwaar tegen het bestemmingsplan "Buitengebied", hetgeen duidelijk iets anders is dan een verzoek om met suggesties van enkele burgers om in een bepaalde richting een bestemmingsplan te ontwikkelen, bij het vaststellen van een structuurplan rekening te houden. De heer van der Westen deelt vervolgens mede dat het hem bevreemdt dat het college een mededeling heeft gedaan als zouden de plaatselijke aannemings bedrijven prijstechnisch bezien niet bij machte zijn koopwoningen te realiseren in de premie-sector. Hij mist daarbij cijfers die deze bewering staven. Daarnaast wenst spreker geïnformeerd te worden over de gang van zaken rond de verkoop van de premiekoopwoningen. Hierop antwoordend citeert de voorzitter het college, waar deze heeft ge zegd: "het is ons bekend dat deze bijkomende kosten alleen al op de aan vankelijk door de aannemers opgegeven bouwkosten per woning, voor meer dan het dubbele door het Bouwfonds ten gunste van de aspirant-kopers zijn terugverdiend" Hieruit mag zijns inziens niet de conclusie worden getrokken als zouden er beschuldigingen of verwijten zijn geuit in de richting van de plaatselijke aannemers. Ten aanzien van de verkoop van de woningen in de premie A-sfeer, deelt spreker mede dat er van de 37 te bouwen woningen op dit moment in principe 33 zijn verkocht, en dat er met een kleine groep belangstellenden nog onderhandeld wordt over de verkoop van de resterende 2 woningen. De heer van Schaik vindt dat het college geen antwoord heeft gegeven op de door hem gestelde vraag nr. 1. in het schrijven genoemd onder cc). Daar naast bevreemdt het hem, dat het bij het antwoord van burgemeester en wet houders gevoegde rapport "energiebesparingsonderzoek" nimmer als ingekomen stuk gewaarmerkt is geworden. Wethouder Houtepen is van mening dat het een vanzelfsprekende zaak is dat Intergas zal worden ingeschakeld bij het instellen van een energiebespa- ringonderzoeken zegt namens het college zulks toe.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 136