-7-
augustus 1974. Met betrekking tot het pand Meester Bierensweg 43 betekende
dit dat daaraan de bestemming "winkel, kantoor en woning gemengd" werd
gegeven, terwijl daarnaast een bouwstrook was gecreëerd. Bij hun besluit
van 12 november 1973, hebben Gedeputeerde Staten goedkeuring onthouden
aan bepaalde onderdelen van dit Kernplan waaronder met name het onderdeel
dat thans onderwerp van gesprek is. In 1976 heeft de gemeenteraad zich
wederom gebogen over deze kwestie, waarbij uitvoerig werd gesproken over
de wenselijkheid om voor bepaalde open stukken aan de Meester Bierensweg
de mogelijkheid tot woningbouw te bieden, door de vereiste perceelsbreedte
terug te brengen van 30 meter naar 20 meter. Vervolgens heeft de raad op
20 januari 1977 een gewijzigd plan op het Kernplan 72 vastgesteld, waarbij
ten aanzien van het perceel Meester Bierensweg 43 de bestemming "horeca"
werd gegeven, waarbij geen vrijstaande woning kan worden geplaatst maar
wel de mogelijkheid van een ingebouwde woning. Deze ingebouwde woning
mocht een vloeroppervlak hebben van 50 m2 met een maximum van 100 m2,
terwijl de hoogte 6,50 m' moest bedragen. Met de vaststelling van het be
stemmingsplan waarin dit is vastgelegd is Gedeputeerde Staten indertijd
akkoord gegaan.
Spreker wijst er vervolgens op dat binnen de thans van kracht zijnde be
stemmingsbepalingen voldoende ruimte aanwezig is om de verlangens van de
heer Nagelkerke, door middel van een uitbreiding aan het bestaande pand,
tegemoet te komen. In het kader van deze overwegingen heeft het college
zijn voorstel gedaan, en wenst daar ook aan vast te houden.
De heer Roeien wijst nogmaals op de problemen die zich kunnen aandienen
voor zover wordt gesproken over inbouwen of aanbouwen. Hij kan zich zeer
wel indenken dat er moeilijkheden zullen ontstaan ten aanzien van de
welstandseisen, en het is op grond daarvan dat zijn fraktie - indien al
thans deze problemen zouden ontstaan - alle medewerking wil verlenen
indien gedacht wordt aan het creëren van een aparte woning. Echter met
dien verstande dat de huidige woonruimte in het pand vervolgens als
caféruimte wordt aangewend.
Spreker gaat vervolgens in op hetgeen door de heer Dirven is betoogd.
Hij wijst er op dat in de vergadering van de commissie ruimtelijke
ordening d.d. 24 april 1979 unaniem is afgesproken dat nieuwe ver
zoeken categorisch zullen moeten worden afgewezen. Ook toen was er een
discussie gaande rond een verkeerde ontwikkeling van het te voeren beleid,
en het verwondert hem thans een ander geluid te horen.
De voorzitter antwoordt dat, indien er inderdaad op grond van welstands-
overwegingen problemen zouden ontstaan, het college zich opnieuw zal be
raden.
De heer Lodewijks conformeert zich volledig aan hetgeen door de heer
Roeien is gezegd. In navolging van de voorgaande spreker wenst ook hij een
opmerking te maken ten aanzien van hetgeen door de heer Dirven is betoogd.
De heer Dirven heeft gesproken over rechtvaardigheid in de zin van: als
de ene op een bepaalde wijze handelt, waarom zou de ander dat dan ook niet
mogen. Indien echter die handelwijze een oneigenlijk uitvloeisel is van
een besluit dat is genomen, is er naar de mening van zijn fraktie geen
sprake van rechtvaardigheid doch uitsluitend van net sanctioneren van
onrechtvaarigheid. Overigens is hij van mening dat het verzoek van de
heer Nagelkerke geheel los staat van deze discussie.
Naar aanleiding van het verzoek van de heer de Hoon om tezamen met be
trokkene naar een aanvaardbare oplossing te zoeken, deelt de voorzitter
mede dat het aan de heer Nagelkerke is om initiatieven te ontwikkelen.
Deze zal zelf bij het gemeentebestuur een bouwplan moeten indienen het
welk voldoet aan de voorschriften van het bestemmingsplan.
De heer Dirven blijft bij zijn mening dat het een rechtvaardige zaak zou zijn
indien de horecabestemming van het onderhavige perceel zou worden opgeheven.