-15- Vervolgens zegt spreker er zich van bewust te zijn dat hij niet vol ledig is geweest in zijn beantwoording op de vragen zoals die met name en vooral door de fraktie Gemeenschapsbelang zijn gesteld. Hij besluit met de toezegging een en ander grondig te zullen laten nagaan en op een later tijdstip op dit onderwerp te zullen terugkomen. Voor wat betreft de vragen die gesteld zijn ten aanzien van een nachte lijk rijverbod, deelt de voorzitter mede dat het college zich daarover terdege heeft geïnformeerd, ook in gesprekken met de rijkspolitie. Hij wijst er op dat het college eerdaags zal beginnen met het opzetten van een nieuwe Algemene Politie Verordening waarvan hij hoopt dat het moge lijk zal zijn deze in de augustusvergadering aan de raad ter vaststel ling aan te bieden. Het betreft een modelverordening zoals die in na genoeg alle gemeenten van kracht is, zonodig aangevuld met specifieke bepalingen die gelden voor deze gemeente waarbij ook aandacht zal wor den besteed aan dit aspect. In tweede instantie zegt de heer de Hoon het niet eens te zijn met de heer Roeien waar deze vraagt eerst de resultaten af te wachten van het onderzoek dat eind 1980/begin 1981 zal worden gehouden. Hij vindt dat er al té lang gewacht is met het verrichten van een onderzoek en dringt op een spoedige uitvoering aan. Naar aanleiding daarvan vraagt de heer Jansen aan de heer de Hoon om mede te overwegen dat het cijfermateriaal en de adviezen die op welk moment dan ook beschikbaar komen, slechts invulbaar zijn indien er bij de rijksoverheid voldoende financiële middelen voorhanden zijn om die uit te voeren. Wetende dat in het nabij verleden alsmede in de naaste toekomst, men bij de rijksoverheid tegen alle voorstellen welke geldelijke consequenties opleveren een bijzonder afwachtende houding heeft aangenomen en zal aannemen, lijkt het hem dat enkele maanden langer wachten in de praktijk van geen belang zullen blijken te zijn. De heer de Hoon is er echter bevreesd voor dat de door het Ministerie genoemde datum van eind 1980/begin 1981 een richtdatum zal blijken te zijn die steeds opnieuw weer vooruit kan worden geschoven, en hij houdt het tijdstip van onderzoek dan ook liever in eigen hand. In tegenstelling tot hetgeen de heer Jansen denkt, is de heer Lodewijks van mening dat, zodra er cijfermateriaal beschikbaar is en alternatieven worden aangedragen in eigen beheer maatregelen kunnen worden genomen zonder daarbij afhankelijk te zijn van de rijksoverheid. Belangrijker vindt hij het dat het onderzoek zich richt op practische zaken. De heer Dirven blijft bij zijn eerder geuite bezwaren en is tégen de suggestie die gewekt wordt, als zou de gemeente via dit voorstel de geluidshinder effectief gaan bestrijden. De heer Roeien zegt in eerste termijn niet te zijn ingegaan op het ver zoek van de heer de Hoon om een regeling te treffen voor wat betreft het tracé Velsgoed. Hij herinnert eraan dat hij bij interruptie heeft gezegd er rekening mee te houden dat dat tracé wordt aangemerkt als een vervangend provinciaal tracé, waarna wethouder Houtepen antwoordde dat dit tracé zou worden weggestreept. Inderdaad, de nieuw aan te leg gen verbinding zal waarschijnlijk van het nieuw provinciaal wegenplan verdwijnen. Echter, hij verwacht dat de consequentie daarvan is, dat het vervangend tracé gehandhaafd zal blijven tot het moment dat de Maas route en de doortrekking daarvan de oplossing biedt die anders het aan te leggen tracé door Prinsenbeek geboden zou hebben. In dat geval is hij van mening dat het noodzakelijk is om, alvorens welke maatregel dan ook te nemen en welk voorstel tot het instellen van een verbod dan ook te doen, daarover uitvoerig overleg te plegen. Hij kan zich namelijk indenken dat de gemeente een bepaald limiet heeft dat vracht verkeer hier niet binnen zou mogen, en dat het college te zijner tijd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 148