Namens het college deelt wethouder Houtepen mede, verheugd te zijn uit
de discussies te mogen begrijpen dat ook door de gemeenteraad de nood
zaak wordt ingezien om "de Kuil" te renoveren. Begrijpelijk vindt hij
het, dat men het bedrag dat gevraagd wordt aan de hoge kant vindt, maar
hij wijst er op dat het plan zoals dat thans voorligt een minimale aan
passing betekent op het gebied van de veiligheid en hygiëne. Niet eens
is spreker het met de heer Dirven waar deze heeft gezegd dat de rijwiel
stalling niet verplaatst behoeft te worden. Uit de praktijk is hem name
lijk gebleken dat het wel degelijk wenselijk is dat er enige vorm van
toezicht wordt uitgeoefend.
Zich vervolgens richtend tot de heer Lodewijks, deelt spreker mede dat
hem tot op dit moment niets ter ore is gekomen over het al dan niet
spoelen van tankwagens in "de Kuil". Hij zegt echter toe de rijkspoli
tie van een en ander in kennis te zullen stellen en te verzoeken daar
- zo nodig - controle op uit te oefenen.
De raad gehoord hebbende, concludeert spreker vervolgens het voorstel
te zullen terugnemen en alsnog te zullen trachten in overleg met di
verse disciplines tot een goedkopere oplossing te komen. Hij zegt uit
drukkelijk geen garanties in die richting te kunnen geven.
De heer Jansen is van mening dat het college voor ogen dient te houden
het uitgangspunt zoals dat vroeger is geformuleerd, namelijk dat de
gemeente Prinsenbeek behoefte heeft aan een plaatselijk bad en niet
aan een regionaal bad. Dit impliceert dat uitsluitend kan worden ge
sproken over lage gebruikscijfers, welke cijfers zijns inziens door
het voteren van het gevraagde krediet, niet of nauwelijks beïnvloed
zullen worden.
De heer van den Eijnden vindt dat de gebruikscijfers bepaald worden
door het feit dat "de Kuil" in Nederland is gelegen. Dit houdt in dat
er mogelijk dagen zullen voorkomen waarop het erg druk is en waarop
het voor de badmeester ook mogelijk moet zijn verantwoord te werken.
Ten aanzien van het overleg dat op korte termijn zal gaan plaatsvinden,
is spreker van mening dat daaraan door zoveel mogelijk commissies
en met name door de commissie sport en cultuur wordt deelgenomen.
De heer Roeien dringt er bij het college op aan met het overleg niet
te wachten tot na afloop van het zwemseizoen, doch daarmee op korte
termijn een aanvang te nemen opdat de gewenste voorzieninqen voor het
begin van het nieuwe zwemseizoen gerealiseerd kunnen zijn. Daarnaast
vraagt hij of het juist is - zoals hem uit perspublikaties is gebleken
dat het college in principe met de Baroniesche Hengelaars tot bepaalde
afspraken is gekomen.
De heer Dirven benadrukt dat het uitgangspunt bij eventuele renovatie-
plannen uitsluitend moet zijn de veiligheid. De gemeenteraad heeft nim
mer de pretentie gehad om tot een regionaal bad te geraken. Tenslotte
vraagt spreker of het college bereid is bij de besprekingen welke zulle
gaan plaatsvinden alle raadsleden uit te nodigen daaraan deel te nemen.
Hij is namelijk van mening dat het merendeel van de gemeenteraadsleden
zodanig bij deze zaak betrokken is dat zij gaarne in een rechtstreeks
gesprek met de deskundigen daarover van gedachten zouden willen wis
selen
De voorzitter besluit vervolens de discussie over dit onderwerp met
de mededeling dat het college op verzoek van de gemeenteraad heeft
besloten het voorstel aan te houden en direct na afloop van de vakan
tieperiode met hernieuwde besprekingen een aanvang te zullen maken.