- 13 -
9) Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet voor het vervangen
van bomen in het buitengebied.
De heer Dirven merkt op dat de Zanddreef voor een helft is beplant met
eiken, en voor de andere helft met populieren. Hij is zich ter plaatse
gaan oriënteren, en daarbij tot bevinding gekomen dat een groot deel van
deze populieren, geplant tussen de Vianendreef en de Schutsestraat, on
mogelijk kaprijp genoemd kan worden. Hij zou dan ook liever zien dat daar
van uitsluitend worden verwijderd de bomen welke inderdaad kaprijp zijn
en/of ziekteverschijnselen vertonen, en dat vervolgens daarvoor in de
plaats eikebomen worden geplant. In een reeks van jaren komt men dan toch
tot de gewenste situatie.
Ten aanzien van de Strijpenseweg, betwijfelt spreker of de voorgestelde
beplanting daarvan met esdoorns wel de juiste keuze is. Ter plaatse na
melijk komt een hoge grondwaterstand voor, en het is bekend dat de wortels
van de meeste bomen - waaronder ook de esdoorn - niet dieper reiken dan
het grondwater. Het gevolg daarvan zal zijn dat deze bomen niet tot volle
wasdom komen en dan ook een armetierige verschijning zullen vormen in het
poldergebied
Voor wat betreft de plannen ten aanzien van de Nieuwveerweg constateert
spreker dat daarmee uitvoering wordt gegeven aan zijn eerder gedane voor
stellen. Ook het rooien van 21 wilgen aan de Schutsestraat heeft zijn in
stemming. In dit verband vraagt spreker echter wel in hoeverre de plannen
zijn gevorderd voor het aanleggen van een rijwielpad in de Schutsestraat,
en de verdere beplanting daarvan. Hij zou het niet juist vinden indien de
plannen ten aanzien van deze straat beperkt blijven tot het vervangen van
deze 21 wilgen. Mét het college is spreker tenslotte van mening dat de
populieren aan de Bosdaldreef daar niet thuis horen en verwijderd moeten
worden.
Nadat de voorzitter heeft geconstateerd dat enkele voorstellen van de heer
Dirven voldoende steun vanuit de gemeenteraad ondervinden om onderwerp van
de beraadslagingen te kunnen zijn, geeft hij het woord aan de heer Roeien.
Deze begint zijn betoog, met er voor te pleiten het voorstel van het lid
Dirven met betrekking tot de Zanddreef niet over te nemen. Het is hem be
kend dat de omliggende bedrijven erg veel hinder ondervinden van de kap-
rijpe populieren. Wenst men bovendien in de toekomst te kunnen beschikken
over een fraai aangeplante Zanddreef, dan zal het zonder meer noodzakelijk
zijn nu alle populieren te kappen en daarvoor in de plaats eikebomen te
planten.
De heer van der Bom zegt te hebben vernomen dat er een zogenaamde 'bomen-
bank' bestaat die subsidie verstrekt indien bomen, om welke reden dan ook,
verplant moeten worden. Hij vraagt het college te onderzoeken in hoeverre
deze informatie op juistheid berust en zo ja, welk gebruik daarvan wordt
c.q. kan worden gemaakt.
De heer Naqelkerke zegt dat in de commissie openbare werken reeds enkele
malen de suggestie is gedaan om de dubbele rij eikebomen in de Zanddreef
op een zodanige wijze te verplanten dat daarmee de leemte welke ontstaat
als gevolg van het verwijderen van de populieren, kan worden opgevuld.
De kosten daarvan zijn weliswaar niet gering, doch omgerekend naar het aan
tal jaren gedurende welke deze bomen hun funktie nog kunnen vervullen lijkt
hem een oplossing in die zin alleszins acceptabel.
In zijn antwoord deelt wethouder Houtepen mede, van mening te zijn dat de
Zanddreef in zijn geheel van een nieuwe beplanting dient te worden voorzien
en niet, zoals het lid Dirven heeft voorgesteld, in fasen. Het aanzien van
de Zanddreef zal beslist niet gebaat zijn met het handhaven van een enkele
niet kaprijpe populier. Daarnaast onderschrijft spreker de woorden van de
heer Roeien, waar deze heeft gesproken over de overlast welke door de diverse
agrariërs wordt ondervonden.