-8-
De heer Jansen zegt liever niet te zien dat de bevoegdheid tot regel
matige aanpassing van de vergoedingsbedragen wordt gedelegeerd aan
burgemeester en wethouders. Hij is van mening dat deze bevoegdheid
bij de gemeenteraad moet blijven, reden waarom hij het college voor
stelt punt d. uit het voorstel terug te nemen.
De voorzitter antwoordt zulks niet bezwaarlijk te vinden, doch hij
zegt te vertrouwen dat, indien het college een voorstel tot aanpas
sing aanbiedt geheel conform de adviezen van de V.N.G., daarover in
de gemeenteraad geen uitvoerige discussies zullen plaatsvinden.
De heer Jansen zegt namens zijn fraktie dat daarvoor niet valt te
vrezen, waarna de voorzitter namens het college toezegt punt d. te
zullen laten vervallen.
De heer van der Westen zegt dat datgene wat door de heer Dirven werd
verwoord in eerste instantie zeer begrijpelijk is, en gebruikt daar
bij de uitdrukking "gelijke monniken, gelijke kappen". Echter niet
vergeten moet worden, zo zegt hij, dat bij bluswerkzaamheden ieder
lid zijn eigen specifieke taak en verantwoordelijkheid heeft, en dat
daarin wel degelijk verschillen kunnen worden aangemerkt.
Op grond daarvan acht hij een gedifferentieerde vergoedingsregeling
acceptabel
De heer Dirven blijft van mening dat juist het verschil in verantwoor
delijkheid meer dan voldoende tot uitdrukking komt in de vaste jaar
lijkse vergoedingen welke variëren van f. 255,tot f. 3.525,--.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervol
gens conform het voorstel besloten, met
dien verstande dat de bevoegdheid tot
regelmatige aanpassing van de vergoe
dingsbedragen niet gedelegeerd zal wor
den aan burgemeester en wethouders.
8) Voorstel tot het aanschaffen van een verrijdbare spansteiqer.
De heer Naqelkerke vraagt of het mogelijk is de aan te schaffen
steiger in de toekomst desgevraagd in bruikleen ter beschikking
te stellen van de eigen inwoners.
De heer van der Westen zou graag willen vernemen of deze stei
ger ook bruikbaar is bij het verhelpen van storingen aan de open
bare verlichting.
De heer Nagelkerke antwoordend, zegt wethouder Houtepen er geen
bezwaar tegen te hebben in voorkomende gevallen de steiger in
bruikleen af te staan aan particulieren. Het komt hem voor in die
gevallen dezelfde vergoeding in rekening te brengen als die welke
de gemeente tot dusverre heeft moeten betalen. Zich vervolgens
richtend tot de heer van der Westen acht spreker het zeer weT
mogelijk dat de steiger ook kan worden ingezet in andere gevallen
als die welke in het voorstel zijn genoemd. Bij het verrichten
van werkzaamheden ten behoeve van de openbare verlichting lijkt
hem deze steiger, behoudens in een enkel spoedeisend geval, van
weinig betekenis.
Zonder hoofdelijke stemming wordt ver
volgens conform het voorstel besloten.