-14- In zijn antwoord zegt wethouder Houtepen, uit de discussie begrepen te hebben dat deze zich voornamelijk toespitsen op punt 1-10 van de "voorwaarden en tarieven van de Nederlandse Bond van Makelaars", en dan met name op de laatste zinsnede daaruit, namelijk dat "bij over eenkomsten waarvan de definitieve totstandkoming of de verplichting tot uitvoering krachtens een tot de overeenkomst behorend beding, af hankelijk is van een opschortende of ontbindende voorwaarde, ook het recht op courtage daarvan afhankelijk is, tenzij een van de partijen of beide de desbetreffende voorwaarde niet overeenkomstig de strekking hanteren". Op grond van deze bepaling is het college van mening dat er een recht op courtage is ontstaan. Het college is daarbij niet licht vaardig te werk gegaan. Zowel de Nederlandse Bond van Makelaars als een notariskantoor waarmee de gemeente goede betrekkeningen onderhoudt, hebben deze gedachte bevestigd. Voor wat betreft de geste van de taxa teur om genoegen te nemen met 85% van de taxatiekosten, bestrijdt spreker als zou daarover zijn gemarchandeerd. Deze verlaging is in goed overleg totstandgekomen, mede ook omdat bepaalde vergoedingen naar de mening van het college aanvechtbaar waren. Zich vervolgens wendend tot de heer Dirven, waar deze heeft gevraagd of er mogelijk nog meerdere eisen tot schadevergoeding te verwachten zijn, verwijst spreker naar de indertijd overgelegde bereidverklaring waaruit van andere kosten niets blijkt. Met betrekking tot de opmer king van de heer Jansen dat een dergelijk voorstel de raad nooit eerder heeft bereikt, deelt spreker mede dat zulks inderdaad juist kan zijn maar dat de onderhavige situatie een tot dusver unieke is. Spreker besluit zijn betoog met een mededeling aan de heer van der Bom dat het college niets gebleken is van een regeling, op grond waarvan een taxateur een vergoeding krijgt van 50% van de door hem gemaakte kosten bij het niet doorgang vinden van een transactie. Naar aanleiding van de opmerking van de heer van der Westen, citeert de voorzitter uit het verslag van de raadscommissie financiën "er wordt naar voren gebracht dat tijdens de raadsvergadering waarin tot aankoop van de grond van Verwijmeren werd besloten de vraag is ge steld of er al bindingen met anderen inzake grondaankopen waren aan gegaan. Hierop is ontkennend geantwoord. Dit wordt betreurd omdat nu blijkt dat nog met drie personenSpreker vervolgt met de constatering dat blijkens de vastgestelde notulen van de raadsver gadering van 26 juni 1980 geen enkele vraag in die richting werd gesteld, maar dat van de zijde van het college, ongevraagd werd mede gedeeld "dat ten aanzien van het onderhavige bestemmingsplan reeds gronden in eigendom zijn gekomen via beslissingen van de gemeenteraad, al dan niet door ruiling of aankoop. Momenteel is het college met ver schillende eigenaren van gronden in dat bestemmingsplan in onderhande ling, met het doel die gronden te verwerven". Duidelijk blijkt daaruit dat het college op dat moment slechts in de onderhandelingsfase ver keerde en dat er nog geen sprake was van afgegeven bereidverklaringen. In tweede termijn zegt de heer Dirven nog geen antwoord te hebben ge kregen op zijn vraag of er mogelijkerwijs aan de aspirant-verkopers beloften of toezeggingen zijn gedaan inzake betaling van kosten, indien de aankoop eventueel niet door zou gaan. De heer Jansen zegt zich niet te kunnen voorstellen dat enig ambtenaar of enig lid van het college bij de aspirant-verkoper geen melding maakt van de restrictie dat een aankoopbesluit door de raad genomen moet wor den en vervolgens de goedkeuring van Gedeputeerde Staten behoeft. Ook hij vraagt vervolgens of mogelijkerwijs, zonder medeweten van de gemeente raad, aan een aspirant-verkoper is toegezegd dat, ongeacht of deze aan koop door de raad zou worden geaccepteerd e.g. door Gedeputeerde Staten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 260