-15-
zou worden goedgekeurd, in ieder geval vergoed zouden worden de kos
ten van arbitrage. Indien namelijk deze seperate overeenkomst er niet
is, bestaat er geen enkele verplichting tot betaling.
De heer van der Bom zegt dat het uitgangspunt "no cure no pay"-wel
licht van toepassing is voor gemeentelijke transacties, doch in het
normale particuliere verkeer wordt, bij het geen doorgang vinden van
een transactie, naar zijn weten de helft van de gemaakte kosten ver
goed. Daarnaast deelt spreker mede zich achter het college-voorstel
te scharen, zij het met dien verstande dat na eventuele betaling geen
verdere aanspraken meer gedaan kunnen worden.
De heer Roeien zegt in het antwoord van de voorzitter beluisterd te
hebben dat deze refereerde aan de notulen van de raadsvergadering van
juni jongstleden en constateerde dat er sprake was van onderhandelingen.
Duidelijk echter staat er "binnen het bestemmingsplan", en hij zou dan
ook graag willen vernemen of de bereidverklaringen welke nu in het voor
stel genoemd worden betrekking hebben op gronden binnen dat bestem
mingsplan of mogelijk daar buiten. Tenslotte zegt spreker er van
overtuigd te zijn dat, indien het college geen schrijven zou hebben
gericht aan Gedeputeerde Staten, er evengoed een onthouding zou zijn
gevolgd op basis van het financieel belang van de gemeente.
Zich in eerste instantie wendend tot de heren Dirven en Jansen, deelt
wethouder Houtepen mede dat er absoluut geen afspraken zijn gemaakt
omtrent mogelijke betalingen met de aspirant-verkopers, en dat het
verzoek om betaling van de arbitragekosten gedaan is door de desbe
treffende makelaar. Met deze makelaar is wél de afspraak gemaakt dat
de gemaakte kosten van gemeentewege betaald zullen worden, zij het
binnen de context van de bereidverklaringen. Het verschil van in
zicht tussen de gemeenteraad en het college, spitst zich thans toe op de inter
pretatie van punt I 10 van de voorwaarden en tarieven van de Ne
derlandse Bond van Makelaars.
De heer Jansen stelt het college daarna voor zijn voorstel terug te
nemen en alvorens deze aangelegenheid eventueel opnieuw aan de raad
voor te leggen, zich terdege te informeren omtrent hetgeen in make
laarskringen in dergelijke zaken gebruikelijk is.
De heer Hennekam is van mening dat het college verplicht is om, zo
dra dit agendapunt opnieuw onderwerp van gesprek zal worden, de ge
meenteraad alle terzake doende informatie te verstrekken. Zijns in
ziens is daarvan ten aanzien van het onderhavige voorstel, onvoldoende
sprake. De gronden waarop Gedeputeerde Staten goedkeuring hebben ont
houden aan het raadsbesluit van 26 juni 1980, worden slechts ten dele
vernoemd. Ook is de stelling van het college, verwoord op bladzijde
2 van het voorstel, en luidende: "Hierbij komt nog dat het de morele
plicht van de gemeente is om aan ingezetenen die door de gemeente
zijn benaderd voor aankoop van hun eigendommen de door hen gemaakte
onkosten te vergoeden" naar zijn mening niet correct. Spreker con
stateert dat op grond van deze aankopen niet één rekening van welke
ingezetene dan ook is ontvangen. Hij vervolgt met te zeggen groot
bezwaar te hebben tegen deze voorstelling van zaken. Hij vindt dat
het college verplicht is om goede, objectieve informatie te verschaf
fen over datoene wat zich heeft afgespeeld, omdat het anders voor
de gemeenteraad onmogelijk is tot een juiste besluitvorming te ko
men.
Zonder hoofdelijke stemming wordt
vervolgens unaniem besloten conform
het verderstrekkend voorstel van de
heer Jansen, waarbij het college
werd verzocht zich uitvoerig te
laten informeren ten aanzien van
hetgeen in zaken als de onderhavige
gebruikelijk is.