_4-
Nadat de heer Naqelkerke er zijn teleurstelling over heeft uitgesproken,
dat het resultaat van de stemming is geweest dat de Partij van de Arbeid
geen deel zal uitmaken van de commissie voor bestuurlijke zaken, schorst
de voorzitter de vergadering en stelt alle aanwezigen in de gelegenheid
kennis te nemen van de vooraf aangekondigde toespraak door Hare Majesteit
de Koningin.
Na kennis te hebben genomen van het onverwacht gekomen besluit van Hare
Majesteit de Koningin om per 30 april aanstaande afstand te doen van de
troon ten gunste van haar dochter prinses Beatrix, heropent de voorzitter
de vergadering.
Staande de vergadering wordt besloten, dat namens de raad telegrammen zul
len worden verzonden naar Hare Majesteit de Koningin en naar de Kroonprin
ses, prinses Beatrix, waarin op gepaste wijze uiting zal worden gegeven
aan gevoelens van dankbaarheid en vertrouwen.
Vervolgens gaat de voorzitter over tot de orde van de dag.
7) Voorstel tot intrekking raadsbesluit d.d. 20 december 1979 tot wijziging
van de model-destruktieverordeninq.
Zonder hoofdelijke stemming wordt aldus be
sloten.
8) Nota inzake welstandseisen bij het aanbrengen van dakkapellen op wonin
gen-
De heer Roeien deelt mede, zoals hij eerder in de commissie ruimtelijke
ordening reeds heeft opgemerkt, het met de inhoud van de nota materieel
bezien weliswaar eens te kunnen zijn, doch een andere proceduregang te
hebben verwacht waarbij men, in overleg met de stedebouwkundige en iemand
van de welstandscommissie, tot een voorstel aan de raad zou zijn gekomen.
De heer van den Eijnden spreekt als zijn mening uit, dat aan punt c. van
de nota moet worden toegevoegd "het oordeel van burgemeester en wethou
ders". Hij motiveert dit als volgt. Elk mens is uniek. En dus óók in zijn
wonen mag hij iets eigens willen en kunnen nastreven, rnits dat de andere
mens c.q. mensen niet stoort.
Bovendien behoeft een dakkapel geen afgeplatte puist te zijn hetwelk tegen
een dak is geplakt, maar kan een geïntegreerd deel van het huis vormen.
Hiervan zijn legio voorbeelden te vinden, óók aan de voorzijde van wonin
gen, en ook bij woningen waarbij deze gerealiseerd zijn na 14 januari 1975.
Denkt u eens in hoe een dakkapel met een schuin dak, meelopend met de hel
ling van het dak, of eon kleinere dakkapel met een kapje, zowel een ver
fraaiing van het huis kan betekenen als een vergroting van het levensge
luk van de desbetreffende bewoners. Nadat spreker heeft medegedeeld infor
maties te hebben ingewonnen bij de gemeenten Ossendrecht en Oosterhout,
vervolgt hij met zeer beslist stelling te willen nemen tégen het verbod
om dakkapellen aan de voorzijde te plaatsen. Architectonisch bezien be
tekent dit een verarming, en mensen kunnen daardoor gedupeerd worden. Hij
besluit zijn betoog met het verzoek het voorliggende voorstel terug te
nemen, en te zijner tijd met een nieuw voorstel te komen waarin zijn ideeën
en kritieken zijn verwerkt.
De heer Jansen kan zich voorstellen dat het gestelde onder punt a. van de
nota wat hard overkomt. Hij stelt dan ook voor dit punt op zodanige wijze
te veranderen dat het plaatsen van dakkapellen "aan de voorzijde van
woningen in principe niet wordt toegestaan".
Namens het college deelt de voorzitter mede deze wijziging te zullen aan
brengen.
De heer Dirven vervolgens, vraagt zich af waarom het college dergelijke
strakke voorschriften hanteert. De toevoeging "in principe niet" gaat
hem dan ook niet ver genoeg.