-5-
De heer Hennekam merkt naar aanleiding van zijn derde vraag van de onder
punt j. opgenomen brief op, dat het college daarop erg laconiek antwoord
geeft en haakt niet in op datgene wat in de vraagstelling is gezegd, omdat
de situatie ter plaatse onveilig is. Burgemeester en wethouders kunnen wel
zeggen, aldus spreker, dat van klachten niet is gebleken, het is hem echter
bekend, dat de voorwaard.n niet naar behoren worden nageleefd.
Hij geeft het college in overweging dit punt nog eens ernstig tc bestude
ren en wellicht met een voorstel te komen, vooral nu het betreffende be
drijfspand eerlang van eigenaar zal veranderen.
Wethouder Houtepen zegt toe deze aangelegenheid serieus te zullen onderzoe
ken, omdal er toch iets aan de hand blijkt tc zijn; zonodig zal een voor
stel aan de Raad worden aangeboden.
Op een vraag van de heer Jansen of de verdaging onder punt. f een formele
aangelegenheid is, antwoordt do voorzitter bevestigend.
De heer van der Bom zegt, dat het antwoord op vraag drie van de heer Henne-
kam, ook zijn fractie iets teleur stelde, omdat het ter plaatse toch ver-
keersonveilig is voor de kleuters.
Hij vindt het jammer, dat de heer Hennekam de vragen onder 1 en 2 heeft ge
steld, omdat daarin toch voldoende duidelijkheid is. Fr spreekt een onder
toon van wantrouwen uit t.o.v. het college van burgemeester en wethouders.
De heer Hennekam bestrijdt dit laatste; burgemeester en wethouders hebben
de laatste tijd op een nogal vreemde manier blijk gegeven van hun opvatting.
Vandaar, dat hij het nodig vond deze vragen nog eens duidelijk te stellen.
Hij is er van overtuigd, dat het raadsbesluit door het college volledig ten
uitvoer zal worden gebracht.
De voorzitter corrigeert deze uitlating; ze betreft niet het college, doch
hemzelf. De heer Hennekam beperkt zijn opmerking inderdaad tot de voorzit-
ter
Overigens worden de stukken a t/m m voor
kennisgeving aangenomen.
4) Stadsgewest.
Er zijn geen mededelingen te doen.
Hierop vraagt en verkrijgt de heer Lodewijks het woord.
Hij is gebeid door een Prinsenbeekse werknemer van Enka, dat in Breda is geves
tigd .in verband met een dreiging t.a.v. de werkgelegenheid bij Enka.
Er zouden vanaf nu tot 1981 120 werknemers moeten afvloeien en 180 nog tot 1984.
Hiervan zouden er tussen de 100 en 150 personen afkomstig zijn uit Prinsenbeek.
Conform een verzoek, dat ook gedaan is in de Raad in Breda, vraagt spreker om,
eventueel in samenwerking met andere gemeenten in de regio, op de directie van
Enka druk uit te oefenen om de werkgelegenheid voor deze mensen te behouden.
De heer Jansen stelt er prijs op dit overleg te doen plaats vinden in overleg
met de gemeente Breda, omdat deze gemeente de meest gerede partij is, die over
de beste informaties zal beschikken.
Zijn fractie ondersteunt dit verzoek.
De voorzitter neemt hst verzoek over en zal dit met de gemeente Breda in eerste
instantie opnemen.
5) Voorstel inzake de 9e wijziging van de Regeling Stadsgewest Breda.
De heer Jansen vangt zijn betoog aan met de constatering dat do geplande ver
gadering van de raadscommissie Bestuurlijke Zaken alwaar dit punt onderwerp
van gesprek zou zijn, blijkens het verslag daarvan formeel gesproken niet
heeft plaatsgevonden. De reden daarvan zou zijn dat de voorzitter een vervan
ger voor een van de afwezige leden niet als zodanig wenst te accepteren als
gevolg waarvan het vereiste quorum niet aanwezig was. Hij vermoedt dat de voor-