-7-
de Gewestraad. Ir, dit laatste geval zou een voorzitter qualitate qua
kunnen worden gekozen, hetgeen zijns inziens afbreuk doet aan het prin
cipe van verlengd lokaal bestuur. Hij stelt dan ook voor het eerderqe-
nomon raadsbesluit te handhaven en geen medewerking te verlenen aan het
schoppen van een mogelijkheid om een voorzitter buiten de Gewestraad te
benoemen.
Namens het collego deelt de voorzitter mede kennis te hebben genomen vari
het unaniem luidende standpunt van de gemeenteraad om het besluit van
februari 1979 te handhaven. Burgemeester en wethouders zullen dit. stand
punt ter kennis brengen van de Gewestraad.
Vervolgens brengt do voorzitter in herinnering het feit dat het Dagelijks
Bestuur van het Stadsgewest Breda bij brief van 13 april 1978, welke
brief werd herhaald op 14 december 1978, bij de Dagelijkse Besturen van
de bij het Stadsgewest aangesloten gemeenten een opiniepeiling heeft ge
houden over de Stadsgewestelijke bestuursstruktuur
Aan de hand van de ontvangen aanbevelinqen heeft hot Dagelijks Bestuur
vervolgons een concreet voorstel gedaan aan de Stadsgewestelijke Raad in
zijn vergadering van 16 september 1979. In het traditionele vooroverleg
van de vertegenwoordigers uit de gemeenten Breda, Prinsenbeek, Terheijden
en Teteringen bleek men unaniem de mening te zijn toegedaan zoals ver
woord in het huidige voorstel van het college en zulks inderdaad, zoals
terecht door de heer Jansen werd opgemerkt, in tegenstelling met de door
de raden van die gemeenten aangedragen aanbevelingen. In het kort komt
de reactie van de Breda-P.T.T.-fraktie in de Stadsgewestelijke Raad hier
op neer: wees voorzichtig met het overnemen van djt concreet voorstel van
het Dagelijks Bestuur; het biedt weinig of geen soelaas en geeft alleen
aanleiding tot problemen waarvan de consequenties tot op dit moment niet
zijn te overzien. Het betekent op de eerste plaats een teruggang van het
aantal leden van de gemeenteraden in de Stadsgewestelijke Raad. Voor de
ze gemeente houdt dit een teruggang van drie naar twee leden in. Waarbij
bovendien de restrictie wordt gemaakt dat één lid wordt gekozen uit het
college van burgemeester en wethouders en het andere uit de raad. Wil
men door de voordeur de voorzitters van de gemeenteraden buiten spel
zetten - de mening van deze gemeenteraad daaromtrent is ook die van de
voorzitter - dan is het mogelijk dat via een achterdeur diezelfde burge
meester toch weer in de Stadsgewestelijke Raad kan komen indien hij daar
voor door zijn college van burgemeester en wethouders wordt aangewezen.
Voor de gemeente Prinsenbeek betekent dit in feite dat er één democra
tisch gekozen gemeenteraadslid in de Stadsgewestelijke Raad komt.
Het tweede punt waarom men tegen een verkleining was is gelegen in de be
zetting van de commissies. Het aantal bestaande commissies zal worden ge
handhaafd, wellicht zelfs uitgebreid. Het aantal leden dat deze commissies
moet bezetten wordt kleiner hetgeen betekent dat één lid van de Stadsge
westelijke Raad deel moet gaan uitmaken van meerdere commissies. Hierbij
valt te denken aan de mogelijke interesses, de beschikbare tijd en de
eventuele kwaliteiten van het desbetreffende lid.
Op grond van deze overwegingen heeft de P.T.T.-fraktie zich opgesteld in
afwijking van de suggesties van de eiqen gemeenteraden.
Spreker zegt vervolgens van mening tc zijn dat zienswijzen zich in een
tijdspanne van ruim een half jaar, kunnen wijzigen. Het zou bovendien
mogelijk kunnen zijn dat de gemeenteraad in zijn vergadering van februari
1979 bepaalde punten te theoretisch heeft benaderd. Ingenomen standpunten
zijn nog niet uitgekristalliseerd en niet getoetst aan mogelijke toekom
stige praktijk zoals die al discussierende tot uiting kwamen tijdens de
P.TT.-vergadering vóór 14 september 1979.
Het is de plicht van burgemeester en wethouders om de raad te wijzen op
de consequenties van het vasthouden aan het eerder genomen raadsbesluit.