-7-
Daartoe in tweede instantie het woord gekregen hebbende, zegt de
heer Jansen een beetje huiverig te zijn geworden van de toelichting
door de voorzitter ten opzichte van het zwembad. Naar aanleiding van
een vraag die ergens gesteld is, is het bekend dat er een zwembad kómt.
Hij pleit er met klem voor het daarbij te laten. Eleke vraag die nu
nog gesteld wordt kost, zo vreest hij, de gemeente honderdduizenden
guldens.
De heer van den Eijnden blijft bij zijn eerdere verzoeken aan het
college, om met alle mogelijke middelen te trachten de situering van
het zwembad zo optimaal mogelijk voor de Prinsenbeekse bevolking te doen
zijn.
De heer Dirven meent dat de voorzitter zijn vraag niet goed begrepen
heeft. Hij heeft er mee bedoeld te vragen of het mogelijk is iets meer
te vertellen over dit welzijnsonderzoek. Is over dit onderzoek al iets
meer bekend, welk bedrag zal er mee gemoeid zijn en komt er nog een
nader voorstel voor?
De voorzitter antwoordt dat het daarmee gemoeid zijnde bedrag tussen de
f. 12.000,en f. 15.000,zal gaan bedragen. Nota's hebben bol gestaan
van hetgeen moet gebeuren in het kader van de aanstaande wet specifiek
welzijn. Van de verenigingen wordt verwacht dat zij met een plan komen,
inhoudende een programma voor vier jaar, welk plan ieder jaar moet worden bijge
steld. Er moet een coördinatie plaatsvinden via de gemeente.
Naar aanleiding van dit antwoord vraagt de heer Dirven of de raad te
zijner tijd de plannen, suggesties en onderzoeksresultaten nader kan
bespreken.
Dit, omdat behoudens tijdens-de algemene beschouwingen nimmer expliciet
in de gemeenteraad over een welzijnsonderzoek is gesproken.
Ook de heer Roeien is van mening dat de desbetreffende alinea in het
college-voorstel aanleiding kan geven tot onduidelijkheid. Naar zijn
weten is er binnen de gemeenteraad nog nimmer een krediet geraamd voor
een welzijnsonderzoek.
Het is hem bekend dat binnen de voorgenomen studie in grove lijnen een
welzijnsonderzoek zal plaatsvinden. Het kan zijns inziens echter nooit
zo zijn, dat deze studie een uitvoerig uitgekristalliseerde welzijns-
studie is. En als het college dan suggereert dat hiermee een bepaald
bedrag gemoeid zal zijn, is hij met de heer Dirven van mening dat daar
voor te zijner tijd een raadsbesluit met kredietvctering zal dienen
plaats te vinden.
Naar de mening van de voorzitter zal de raad dan welbewust moeten gaan
ontkoppelen. De structuurschets met een sociografisch onderzoek, waarin,
zij het,globaal, een inzicht wordt gegeven ten aanzien van deze kwestie.
Echter, de sociaal-culturele planning houdt niet rechtstreeks verband
met de structuurschets, maar omdat de sociograaf al een globale studie
moet maken op dit terrein heeft het college gemeend, temeer daar dit
onderwerp reeds enkele malen ter sprake is geweest in de raad, dit
onderzoek tegelijkertijd te doen uitvoeren. Indien de gemeenteraad
anders beslist, zal het ontkoppeld moeten worden.
Volgens de heer Lodewijks hebben beide voorgaande sprekers gelijk dat
dit onderzoek niet meer oplevert dan de ingrediënten die men later
nodig heeft om een draaiboek samen te stellen teneinde tot een wel-
zijnsplan te komen. Uit de woorden van de voorzitter zegt hij de mis
vatting te onderkennen als zou de raad ooit al een besluit hebben ge
nomen om te komen tot een welzijnsplan. Bij herhaling heeft de raad
- tijdens de algemene beschouwingen - gezegd dat het wenselijk zou
zijn, indien er een welzijnsplan zou zijn, niet dat het er zal komen.
De voorzitter zegt naar aanleiding hiervan dat momenteel inderdaad
gesproken wordt over een "onderzoek naar". Met de uitkomsten daarvan