gemeenten is zijns inziens daarom al onterecht omdat het aantal aanmeldingen voor A.M.V.-onderwijs vanuit de gemeente Prinsenbeek, naar men verwachtte, veel groter zou zijn dan vanuit de gemeente Teteringen. Spreker deelt tenslotte mede dat de vrees welke binnen de raad in het ver leden steeds heeft bestaan met betrekking tot de mogelijke financiële con sequenties aan muziekonderwijs verbonden, blijkens het schrijven van de Werkgroep blijkbaar niet onterecht is geweest. In dit schrijven wordt namelijk uitgegaan van een aantal van 213 deelnemers en worden de kosten begroot op f. 1.000,per deelnemer zodat geconcludeerd moet worden dat de leden van de gemeenteraad zich in het verleden terecht zeer voorzichtig hebben opgesteld ten overstaan van plannen met betrekking tot muziekonder wijs. Ten aanzien van de suggestie welke door de Werkgroep te berde wordt gebracht om te komen tot een vorm van samenwerking tussen het college en een uit de plaatselijke bevolking samen te stellen groep geïnteresseerden, bestaat - naar zijn zeggen - vanuit het college weinig belangstelling. De samenwerking met de raadscommissie sport, cultuur en recreatie, alsmede de steun welke wordt ondervonden door de Stedelijke Muziekschool Breda, maken het zijns inziens overbodig om voor een toch betrekkelijk eenvoudige zaak als de algemeen muzikale vorming nog een derde samenwerkingsorgaan in het leven te roepen. Spreker besluit zijn betoog met de gemeenteraad de verzekering te ge ven dat het in november 1980 genomen besluit een juiste is geweest, gestoeld op correcte en volledige informatie vanuit het college. De heer Roeien zegt de handelwijze en benadering van het college te betreuren. Zijn fraktie had verwacht dat het onderhavige schrijven eerst becommentarieerd zou zijn geworden in de commissie sport, cultuur en recreatie alvorens deel uit te maken van de braadslagingen binnen de gemeenteraad. Zijn fraktie stelt zich zeer positief op ten overstaan van particulier initiatief en meedenken van de burgers en het past zijns inziens dan ook niet dit schrijven te bena deren zoals thans is geschied. De heer van den Eijnden benadrukt vervolgens dat zijn tussenkomst uitsluitend het gevolg is van een verzoek van de Werkgroep om namens hen te informeren hoe de aanhef van het schrijven had moeten luiden. Men verwachtte dat het uit blijven van een reactie wellicht te wijten was aan een foutieve adressering hunnerzijds. Uitdrukkelijk werd daarbij gesteld dat er voor gewaakt moest worden dat de inhoud van het schrijven naar buiten bekend zou worden. Spreker is dan ook van mening dat de Werkgroep niets onbetamelijks kan worden verweten. Wethouder van Seventer is het daar niet mee eens. Waar men in eerste instantie de voorzitter van de gemeenteraad heeft benaderd zou het naar zijn mening meer betaamd hebben zich ook in tweede instantie rechtstreeks tot hem te wenden. Zijns inziens betuigt de door de Werkgroep gekozen benadering, namelijk het stellen van vragen via een individueel raadslid, van een bepaalde dosis wan trouwen. De heer van den Eijnden vraagt de discussie zakelijk te willen houden. Voorop staat dat de Werkgroep Muziek van oordeel is bouwstenen te kunnen aandragen voor een goed functioneren van het muziekonderwijs in de toekomst. Dat blijkt ook uit het slot van hun schrijven waarin zij vragen te mogen meedenken over de wijze waarop het muziekonderwijs gestalte moet gaan krijgen na afloop van de proefperiode. Zijns inziens zullen op kennis van zaken gebaseerde bijdra gen ook meer verwacht mogen worden van bedoelde Werkgroep dan van de commis sie sport, cultuur en recreatie. Nog eenmaal terugkomend op het schrijven van de Werkgroep, zegt spreker daarin veeleer een uiting van kritiek te willen zien ten aanzien van de gemeenteraad dan van het college van burgemeester en wethouders. In navolging van zijn fraktiegenoot vraagt spreker tenslotte het schrijven van de Werkgroep Muziek uitgebreid te bediscussiëren in de raadscommissie sport, cultuur en recreatie. De heer Dirven zegt verrast te zijn door de opstelling van de woordvoerders van het C.D.A. Enerzijds heeft namelijk het lid van den Eijnden schriftelijk gevraagd om de brief van de Werkgroep in de vergadering van de raad te willen behandelen terwijl anderzijds zijn fraktiegenoot, de heer Roeien, van mening -3-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 101