-4-
is dat deze brief juist niet behandeld had moeten worden. Los daarvan is hij
van mening dat, na de vele jaren waarin regelmatig over muziekonderwijs ge
discussieerd werd, thans een periode is aangebroken om in alle rust te bezien
hoe zich dit onderwijs, waartoe slechts kort geleden een eerste aanzet is ge
geven, in de naaste toekomst zal ontwikkelen.
Ook de heer van der Bom is van mening dat de brief van de Werkgroep ter afdoe
ning in handen van het college van burgemeester en wethouders gesteld moet
worden. Wel hoopt hij dat het college de Werkgroep waar nodig van alle rele
vante informatie zal voorzien.
Daartoe in tweede termijn het woord gekregen hebbend, zegt de heer Roeien van
mening te zijn geweest dat het college zich in deze vergadering zou beperken
tot het doen van enkele mededelingen inzake de onderhavige brief en dat in
een later stadium binnen de desbetreffende raadscommissie in alle rust
daarover van gedachten zou kunnen worden gewisseld. zie: onderaan blz
De heer van den Eijnden zegt het van de desbetreffende portefeuillehouder
niet correct te vinden om nu, tijdens een openbare raadsvergadering, de Werk
groep Muziek te bekritiseren, nadat hij, sinds de ontvangst van hun schrijven
begin december 1980, op geen enkele wijze stappen heeft ondernomen om met
hen in contact te treden.
Wethouder van Seventer antwoordt daarop dat het niet zijn taak was om met de
Werkgroep in contact te treden. Het schrijven was namelijk duidelijk gericht
aan de voorzitter van de gemeenteraad en het verzoek was om de inhoud ter ken
nis te brengen aan de leden van de raad. Aan dat verzoek is, zo vervolgt hij,
hedenavond voldaan.
De heer van den Eijnden constateert dat er van de zijde van de wethouder sprake
is van een "steekspel met woorden" en dat deze weigert inhoudelijk op de zaak
in te gaan. In dit verband verwijst spreker tenslotte naar het thans ter in
zage liggende welzijnsonderzoek waarin enkele malen geklaagd wordt over de
contacten met de desbetreffende portefeuillehouder.
Nadat wethouder van Seventer de vraagt stelt of deze opmerking wellicht be
doeld is als een motie van wantrouwen, antwoordt de heer van den Eijnden dat
daarvan, voor zover het hem betreft, inderdaad het geval is.
Nadat wethouder van Seventer op een terzake gestelde vraag van de heer Roeien
antwoordt geen behoefte te hebben aan bediscussiëring van de brief van de Werk
groep in de raadscommissie sport, cultuur en recreatie, sluit de voorzitter
de discussie en zegt toe een copie van het schrijven dat het college ter be
antwoording aan de Werkgroep zal doen toekomen, ter kennis te brengen van
de raadsleden.
De voorzitter deelt vervolgens mede dat het voorstel om het ingekomen stuk
genoemd onder ad. j. ter afdoening in handen te stellen van burgemeester en
wethouders, niet juist geformuleerd is. Het is namelijk de bedoeling om het
Ontwerp-streekplan West-Brabant, voorzien van een pré-advies van burgemeester
en wethouders, via de commissie ruimtelijke ordening in de vergadering van
april aanstaande aan de orde te brengen.
Zonder hoofdelijke stemming worden vervolgens
de stukken a t/m g voor kennisgeving aange
nomen, het stuk h voor nader advies, het
stuk i ter afdoening en het stuk j ter voor
bereiding, in handen van het college van
burgemeester en wethouders gesteld.
4) Mededelingen over de gewestraad.
Gezien het feit dat er sinds de laatstgehouden raadsvergadering geen gewest-
raadsvergadering heeft plaatsgevonden, zijn er geen mededelingen te doen.
***Dat het niet staande de vergadering tot een uitvoerige bediscussiëring van
bedoeld stuk zou komen, mocht temeer worden afgeleid uit de rubricering
daarvan en uit het voorstel om dit stuk ter afdoening in handen van burgemeester
en wethouders te stellen.