-11- het Kernplan zou moeten worden betrokken. Ruimtelijk gezien acht hij dit een erg slechte ontwikkeling en namens zijn fraktie besluit spreker zijn betoog met de mededeling het voorstel van burgemeester en wethouders te zullen ondersteunen. In zijn beantwoording zegt de voorzitter dat het college een rustige en geen gelegenheidsplanologie voorstaat. Een ruimtelijk ordeningsbeleid be hoort niet voor één of twee gevallen te worden doorbroken; er moet - zoals ook door de heer Lodewijks is gesteld - ook in deze zo mogelijk een con sistent beleid worden gevoerd. Datgene wat volgens het huidige bestemmings plan niet mogelijk blijkt zou, wanneer men hiermee akkoord gaat, alsnog gerealiseerd kunnen worden. Het college acht dit echter geen juiste be nadering. Zoals ook door de heer Lodewijks is opgemerkt, is bij de behan deling van het buitengebied de gehele beranding van de kom doorgenomen. Van iedere plaats is bezien of deze wel ondergebracht moest worden in het buitengebied dan wel of deze binnen het kernplan zou moeten komen te vallen. Spreker noemt als voorbeeld een locatie aan Westrik, waar bepaalde plano logische motieven reden waren deze wel in het Kernplan te betrekken. Ook het pand Schutsestraat 27 is tijdens de besprekingen uitvoerig aan de orde geweest en de commissie heeft destijds unaniem besloten daaraan niet datgene te geven waarom thans wordt verzocht. Overigens is ook door betrok kene toen het bestemmingsplan Buitengebied ter inzage lag, geen bezwaar ingediend. Wat als laatste Dunt ook zeer zwaar weegt - de heer Roeien heeft daarop al geduid -, is het feit dat er precedenten worden geschapen die zeer verstrekkende gevolgen kunnen hebben. Op grond van deze overwe gingen handhaaft het college dan ook zijn voorstel. Daartoe in tweede termijn het woord gekregen hebbende, zegt de heer Dirven het te betreuren dat de voorzitter niet is ingegaan op het schrijven waar mee betrokkene een bepaalde uitbreiding is toegezegd. Hij wijst er boven dien op dat het bewuste perceel in het verleden een schuur aanwezig is geweest met vrij ruime afmetingen en dat, omdat deze schuur inmiddels is afgebroken, het in de rede ligt in plaats daarvan een toch vrij geringe uitbreiding toe te staan. Het pand waarover gesproken wordt is naar zijn mening vrij klein van inhoud en absoluut niet geschikt als woonruimte naar hedendaagse eisen. Ditzelfde argument is indertijd door de persoon in kwestie naar voren gebracht, waarna het college de toezegging heeft gedaan een uitbreiding tot 25% te zullen toestaan. Spreker vindt dat deze toezegging gestalte zal dienen te krijgen. Toen ten aanzien van dit pand een bezwaarschrift in behandeling was - zo zegt de heer Roeien - waarbij de gemeenteraad te beoordelen had het feit of burgemeester en wethouders een bepaalde regel juist dan wel onjuist had toegepast, is de brief waarop de heer Dirven steeds doelt uitvoerig ter discussie geweest. Bij die gelegenheid is in de richting van burge meester en wethouders gezegd dat er weliswaar schoonheidsfouten zijn ge maakt doch dat datgeen reden kon zijn om bouwvergunning te verlenen. Hij zou het dan ook bijzonder onjuist vinden tegenover allen, die ooit een beroepschrift bij de raad hebben ingediend en daarop als gevolg van een eerder genomen raadsbesluit een afwijzing ontvingen, om thans tot inwil liging van het verzoek in te gaan. Namens het college deelt de voorzitter mede er geen behoefte aan te hebben om in tweede termijn te reageren. In eerste termijn is duidelijk aangegeven de motieven op grond waarvan het college gemeend heeft een voorstel te doen om niet in te gaan op het verzoek van de heer Duijnstee. Hierna be sluit spreker de discussie en brengt vervolgens desgevraagd het voorstel van burgemeester en wethouders in stemming. Vóór stemmen de leden de Hoon - teneinde rechts ongelijkheid te voorkomen -, Lodewijks, Nagel- kerke, van den Eijnden, Roeien, van Schaik, Houtepen en van Seventer. Tégen stemmen de leden van der Bom en Dirven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 109