Artikel 14 daarop nakijkende blijkt zulks echter niet mogelijk te zijn en
betreft het naar zijn mening artikel 16. Het lijkt hem dan ook verstandig
om artikel 14 zoals dat in het verslag staat te wijzigen in artikel 16, om
dat daarin staat opgenomen: "een toestemming is geweigerd" terwijl in het
ontwerp stond "een toestemming is verleend".
De heer Dirven zegt uit de woorden van de voorzitter te hebben begrepen dat
het in strijd met de wet zou zijn om het woord "vrouwelijk" in artikel 11 te
laten vervallen en eventueel te vervangen door "personeel"Zo dit juist is,
is zijn fraktie er ten sterkste op tegen deze discriminatie nog langer te
laten bestaan en door te blijven gaan op de wijze zoals dat in de wet ver
woord is.' Spreker vindt deze bepaling absoluut niet meer van deze tijd en
zegt namens zijn fraktie zijn steun aan opneming van dit artikel 11 te zul
len onthouden.
Ook artikel 6 van de verordening, luidende "het is verboden op het in ar
tikel 5 bedoelde gedeelte van een openbaar terras alcoholhoudende dranken
te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van de aanwezige zit
plaatsen" vindt spreker een artikel dat beter achterwege gelaten had kun
nen worden.
De heer Naqelkerke zegt minder verheugd te zijn met artikel 7, waarbij het
verbod om sterke drank te verstrekken in sportclubhuizen wordt ingetrok
ken. De combinatie sport/sterke drank vindt hij geen logische.
Ook zou spreker de passage "in de clubhuizen worden geen particuliere fees
ten, bruiloften, partijen en recepties gehouden van leden of bestuursleden
van de desbetreffende sportvereniging en stichting" graag aangevuld wil
len zien met de zinsnede "nóch door niet-leden".
Daarnaast vindt hij dat artikel 10, luidende "van de in de artikelen;7 en
8 neergelegde verboden, kan op grond van artikel 10 op verzoek ontheffing
worden verleend" zou moeten komen te vervallen, omdat daardoor de werking
van de artikel 7 en 8 teniet worden gedaan.
De heer Roeien komt het voor dat bij de behandeling in eerste instantie van
het ontwerp tot wijziging van de verordening, de redactie van artikel 11
anders luidde, en wel in die zin dat eerst dan,wanneer burgemeester en wet
houders de eigenaar hadden aangeschreven, een vergunning vereist zou zijn.
Graag zou hij daarop een toelichting ontvangen.
In zijn beantwoording deelt de voorzitter mede dat burgemeester en wethou
ders in eerste instantie hebben voorgesteld om lid 1 van artikel 11 zoda
nig te wijzigen dat daarin na het woord "verboden" de zinsnede zou worden
opgenomen "nadat hem dit door dr burgemeester schriftelijk is medegedeeld".
Dit impliceert dat, zolang de burgemeester een passieve houding blijft aan
nemen, de horeca-ondernemer vrij is in het aannemen van zowel vrouwelijk
als mannelijk personeel. Zolang er derhalve geen ongeoorloofde zaken plaats
vinden die - bijvoorbeeld - voor de politie aanleiding zouden kunnen geven
de burgemeester er op te attenderen dat het zin zou hebben om in deze han
delend op te treden, gebeurt er niets.
De heer Jansen stelt voor om in hoofdstuk V het woord vrouwelijk tussen
aanhalingstekens te plaatsen, zodat duidelijk is dat het het gehele per
soneel betreft indien de burgemeester het nodig zou vinden om vragen te
stellen.
De voorzitter antwoordt daar geen bezwaar tegen te hebben omdat, indien er
sprake is van mannelijk personeel dat zich dermate gedraagt dat zulks voor
de politie aanleiding zou kunnen geven de wens te uiten om in deze corri
gerend op te treden, eveneens overwogen kan worden of en zo jawelke maat
regelen genomen kunnen en zullen worden.
De heer Dirven zou het in dat geval juister vinden om in plaats van het
woord vrouwelijk tussen aanhalingstekens te plaatsen of te schrappen, de
kop van hoofdstuk V te laten luiden: "Het dienst doen van vrouwelijk en
mannelijk personeel". Hij vindt dat eerst dan iedere discriminatie is uit
gesloten.
-10-