-12-
Spreker besluit zijn betoog met de toezegging om de aanvulling van
de heer van den Eijnden op diens eerder gedane suggestie, nader te
zullen uitwerken.
De voorzitter beëindigt vervolgens de discussies en zegt dat het de
bedoeling is dat het college mét de suggesties welke vanuit de raad
naar voren zijn gebracht met het rapport verder kan gaan.
Zonder hoofdelijke stemming wordt
aldus besloten.
6) Nota inzake voortgang realisering openbare bibliotheek.
De heer Jansen toont zich verheugd met deze nota. Hij acht het een
goede zaak dat het college reeds in de voortgangsprocedure attendeert
op datgene wat er aan de hand is. Zijn fraktie hoopt dat de voortgangs
procedure inderdaad zal inhouden dat het financieel haalbaar is om de
school die daarvoor te zijner tijd ter beschikking komt ook als zoda
nig te gebruiken. Hij wenst daaraan toe te voegen dat het college,
vóór het nemen van elke definitieve stap bij de overheid nagaat of
deze inderdaad zo gul is als in deze fases nog altijd wordt erkend
maar door hem persoonlijk wordt betwijfeld. Spreker hoopt dat het
college deze zaak met voortvarendheid zal blijven vervolgen en dat
inderdaad de school welke men op het oog heeft op korte termijn be
schikbaar zal zijn.
Het komt de heer van Schaik voor - zo zegt hij - dat het college
ooit heeft toegezegd één lokaal van de bedoelde school ter beschik
king te willen stellen als peuterspeelzaal. Nu het de bedoelinq is
de gehele school als bibliotheekruimte te bestemmen vraagt hij of
het mogelijk is ten behoeve van een peuterspeelzaal een andere ruimte
te zoeken.
De heer Dirven zegt bijzonder gelukkig te zijn met de aanbiedinq van
deze nota. Wel vindt hij dat wat meer aandacht geschonken zou moeten
worden aan het feit dat de bedoelde school tamelijk excentrisch is
gelegen waardoor het wervend effect enigszins zal verdwijnen.
De heer van der Bom zegt dat met het uitbrengen van deze nota blijkt
dat de bibliotheek de volledige aandacht heeft van het college; hij
is daar blij mee. Zijn fraktie zal alle medewerking geven aan het stre
ven om de bibliotheek een passend onderkomen te bieden en hij zou het
prettig vinden indien reeds op korte termijn bekend zou zijn of de
streefdatum waarop de school vrijgemaakt zou moeten zijn, namelijk
1 augustus 1982, inderdaad haalbaar is.
Ook de heer Lodewijks deelt mede bijzonder ingenomen te zijn met de
informatie welke het college heeft gegeven over de voortgang voor
wat betreft de inrichting van een definitieve bestemming voor de
openbare bibliotheek. Uit de wijze waarop deze nota geschreven is
valt naar zijn zeggen duidelijk op te maken de grote voortvarend
heid waarmee het college in deze heeft gehandeld. Volstrekt onduide
lijk is hem echter de laatste mededeling bladzijde 1, luidende:
"Terzake is van die zijde geschreven; brief van burgemeester en wet
houders, nog geen (concept)-plan ontvangen". Zijn inziens ontbreekt
in deze zin in ieder geval een werkwoord waardoor het hem niet duide
lijk is wat daarmee geacht wordt gezegd te zijn. Vervolqens vindt hij
de woordkeuze minder gelukkig waar geschreven wordt dat "ons college
aan het genoemde schoolbestuur heeft medegedeeld dat de school Vijver-
straat 3 uiterlijk 1 augustus 1982 zou dienen te worden vrijgemaakt".
Het lijkt erop alsof er van de zijde van het gemeentebestuur een