-21-
effectueren van een gebouw. In de zaak van de heer Vissers adviseer
ik de gemeenteraad in beroep te gaan. Het tweede geval, de heer van
Aert, zal ik het voltallige commissie-advies ondersteunen. Het derde
geval, van de heer A.C.B. Wijnen, eveneens. Het vierde geval van de
heer H.M. Aarts, ook. Het vijfde geval heeft op zichzelf geen pro
blemen omdat het alleen maar verlegd wordt. Ten aanzien van het zesde
geval en het zevende gaat de raad niet in beroep. In het achtste ge
val evenmin.
Korenpad 7 echter heeft in mijn ogen een bouwblok en wel om de volgen
de redenen. Op de plankaart die gemaakt is vóór 25 oktober 1979, staat
een bouwblok ingetekend voor het bedrijf dat toen geëxploiteerd werd
door de oudere bewoner. Daar stond een bouwblok op en dat voldeed
aan de normen van toen. Nu is door uw college in de tussentijd een
bouwvergunning afgegeven voor een tweede woning op dit perceel. Als
uw college deze bouwvergunning heeft afgegeven is dat geschied in de
wetenschap dat zulks volledig conform de voorschriften van dat bouw
blok was. Ik kan mij dus niet voorstellen dat de gemeenteraad tegen
het verlenen van een bouwblok in geval 9, van de heer Klep, zou kunnen
zijn, want dan zou de bouwvergunning twee jaar geleden ten onrechte
zijn afgegeven. Mijn enige conclusie kan dan ook maar zijn dat dit
college terecht een bouwvergunning heeft afgegeven en dan moet het
bouwblok daar ook op blijven rusten. In het geval 14, C.J.C. van Leijsen,
Verloren Hoek 10, stel ik voor om wel in beroep te gaan om precies
dezelfde redenen. Geval 17, de heer Wildhagen, Overveldsestraat 32a,
ook daarin weer in beroep te gaan want ik vind niet dat de Provincie
moet uitmaken of dat wel of niet een agrarisch bouwblok moet zijn.
Bij de bouwvergunning die enkele jaren geleden verleend werd is
duidelijk gesteld dat er sprake is van een agrariër. Betreffende ge
val 18 heb ik advies gevraagd voor de volgende vergadering van de com
missie ruimtelijke ordening. Het is juist wat hier staat, zij het on
der voorbehoud want het zou nog weieens een bouwblok kunnen worden.
Geval 19, de heer Fens, de gehele commissie adviseert in beroep te
gaan en ik sluit mij daar graag bij aan. Geval 21, de heer J. van Erp,
Essendreef la; ook hier adviseer ik de gemeenteraad om in beroep te
gaan. Het maakt mijns inziens niets uit of iemand eigenaar is of huur
der; het betreft hier een bouwblok aan de Essendreef waarop een be
drijf is gevestigd en dat de man in kwestie thans 64 jaar oud is doet
aan de zaak niets af.
Wat de overige zaken betreft, namelijk kleinere wijzigingen, sluit ik
mij aan bij het daarover uitgebrachte commissie-advies".
De voorzitter dankt de heer Dirven voor zijn betoog en geeft vervol
gens het woord aan de heer Lodewijks, wiens betoog als volgt luidt:
"Mijnheer de voorzitter, bestemmingsplanprocedures hebben een lange
looptijd en ik ben blij dat de twee voorgaande sprekers nogeens
exact hebben uitgelegd hoe lang dat kan zijn en waar we nu precies
zitten. Bestemmingsplannen komen tot stand nadat er veel vijven en
zessen op tafel geweest zijn en nadat er zorgvuldig - en ik vind dat
zeker in de manier waarop wij het bestemmingsplan Buitengebied in
eerste instantie hebben vastgesteld - is afgewogen de belangen die
vaak in principe strijdig met elkaar zijn. Op het eerste oog doet
het dan ook wat vreemd aan dat de Provincie, nadat we dat allemaal
zo zorgvuldig gedaan hebben, nogeens een keer door ons Buitengebied
gaat fietsen om poolshoogte te nemen. En sommige leden van de com
missie ruimtelijke ordening alsmede een van voorgaande sprekers
hebben dit als betuttelend ervaren. Zeker in die aevallen waar zo'n
fietstocht leidt tot opmerkingen die dwars ingaan tegen wat wij in