-24- en zou de situatie nog helemaal dezelfde zijn. De situatie is echter niet meer helemaal hetzelfde - daar heeft de heer Dirven ook op ge wezen - want inmiddels is die zodanig gewijzigd dat er bebouwing heeft plaatsgevonden in de looptijd tussen vaststelling van het bestem mingsplan en dit moment en ik denk dat we in deze het advies van ons stedebouwkundige bureau moeten volgen. De plankaart dient te wor den gewijzigd omdat de situatie gewijzigd is. En als er sprake zou blijken van een agrarisch bedrijf, maar dat moet dan in die nieuwe situatie nog blijken, dient ook in dit geval te zijner tijd het be stemmingsplan zodanig te worden gewijzigd dat er een bouwblok op wordt gelegd. Maar dat is dan een ander bouwblok, zij het dat het misschien op exact dezelfde plaats ligt, dan het bouwblok dat in eerste instantie was voorzien in het bestemmingsplan zoals we dat hier hebben vastgesteld. Dat is wat ik daarover wilde zeggen mijnheer de voorzitter". Na ook de heer Lodewijks te hebben bedankt geeft de voorzitter het woord aan de heer van der Westen. Diens betoog luidt als volgt: "Mijnheer de voorzitter, er bestaat altijd nog een gezegde dat luidt: "ambtelijke molens draaien langzaam maar zeker". Voor het feit dat ze langzaam draaien hebben we thans een bewijs voorliggen, want er is sprake van een vervolg van de raadsvergadering van oktober 1979. Dat ze ook zeker draaien, dat weet ik niet en betwijfel ik soms zelfs. Op de eerste plaats het verslag van de desbetreffende commissievergadering. In het ene geval wordt er in een toelichting melding van gemaakt indien iemand akkoord gaat, in een ander geval dat de commissie niet akkoord is dan wel in beroep wenst te gaan. Echter, ook zijn er gevallen bij waarvan ik het gevoel krijg dat er teveel "op de man gespeeld" is. Ge let bijvoorbeeld op het pand Overveldsestraat 24. Dat dit pand nu toe vallig bewoond wordt door iemand geen agrariër zijnde, wil toch niet zeggen dat er geen sprake is van een agrarisch bedrijf. De gronden en gebouwen werden nog steeds als zodanig gebruikt. Dan kijk ik naar het pand Brielsedreef 43. In het verslag lezen we dan: "naar de mening van de commissie is er geen sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf". Zelfs al zou zulks op dit moment juist zijn, dan nog is het geen vast staand gegeven dat het geen agrarisch bedrijf zou kunnen zijn. Indien de hoeveelheid grond voldoende is voor het uitoefenen van een agrarisch bedrijf, moet naar mijn mening ook rekening gehouden worden met toekom stige vestigingsmogelijkheden. Ook van het complex Overveldsestraat 43 wordt gezegd dat er geen agra risch bedrijf wordt uitgeoefend. Deze en andere gevallen leveren on duidelijkheid op over de toekomstige ontwikkeling van het Buitengebied. Wat wordt er namelijk mee bereikt? Dat de burgerbebouwing in het Buiten gebied toeneemt in plaats van afneemt. Bepaalde agrarische bedrijven welke cp dit moment geheel of gedeeltelijk niet meer als zodanig actief zijn, worden beschouwd als zijnde "niet-agrarisch" waardoor de vestiging van het aantal burgers gemakkelijk kan toenemen. Ik hoop dat hiermee voldoende rekening zal worden gehouden". De voorzitter dankt de heer van der Westen voor zijn inbreng en geeft het woord aan de heer de Hoon wiens betoog als volgt luidt: "Mijnheer de voorzitter, er is al erg veel gezegd over het Buitenge bied en ik zal het niet zo erg lang maken. Ik ga akkoord met uw voor stel en met datgene wat verwoord is in de commissie ruimtelijke orde ning ten aanzien van de verschillende bouwblokken, met name de vier waarover door voorgaande sprekers is gesproken" Na ook de heer de Hoon bedankt te hebben, beantwoordt de voorzitter de diverse sprekers als volgt: "Ik begin met de heer Roeien en terecht ga ik ervan uit dat u de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 188