-25- stukken goed gelezen heeft, dus dat mijn antwoord zo kort mogelijk kan zijn. De heer Roeien heeft vier punten aangesneden. Het eerste punt be treft het gegrondverklaren door het college van Gedeputeerde Staten van een bezwaarschrift van het Landbouwschap waarop u afwijzend heeft beschikt, maar dat door het provinciaal bestuur alsnog is gehonoreerd. Hierin zijn naar voren gekomen de torensilo's, de kernrandzöne, mam- moetbedrijven en de 10%-afwijkingsnorm. Zowel de heer Roeien, sprekend namens het C.D.A., als de heer Dirven, V.V.D. en de heer Lodewijks Partij van de Arbeid, hebben praktisch op alle vier de punten ingespeeld. Zij het in die zin dat de een wat meer genuanceerd dan de ander heeft aangegeven niet zo gelukkig te zijn met torensilo's en mammoetbedrijvenMaar de drie sprekers - de heer de Hoon heeft zich geconformeerd aan de woorden van de heer Roeien - hebben allen gezegd: er worden dermate veiligheids kleppen ingebouwd door een wijzigingsbevoegdheid welke burgemeester en wethouders hebben terwijl bovendien speelt met name ten aanzien van torensilo's ook nogeens een keer de zware afweging voor wat be treft de hinderwetsfeer waardoor er dus nog andere instanties dan het college bij te pas komen, dat wij aan uw raad willen adviseren tegen de gegrondverklaring door het provinciaal bestuur niet in be roep te gaan. Dat is ook de visie van het college. De heer Roeien geeft nog even aan dat het college voor wat die 10% betreft daar niet van moet profiteren omdat het college reeds een afwijkings bevoegdheid heeft van 10% en nu de indruk gewekt zou kunnen worden dat er nogeens 10% bijkomt waardoor het totaal op 20% komt. Ik kan u zeggen dat wat hier staat door ons aldus wordt geïnterpreteerd - als er al sprake zou zijn van interpretatie - dat het hier gaat om 10% en daarmee uit. Dat het college zich houdt aan 10% en niet verder gaat. Dan kom ik bij punt 2. de stortplaats. Ook daar hebben alle sprekers aandacht aan gewijd. Het college kan zich vinden in die visie zoals die is verwoord door de heer Roeien en werd onderschreven door de drie andere sprekers. Ook wij zullen ons zeer houden aan het "mits" dat is gesteld. Op het moment dat in regionaal verband de mogelijk heid tot vuilstorten wordtgecreëerd, zal ons college zonder meer uw raad adviseren het Kroonberoep in te trekken. Daarmee toont uw raad - het gemeentebestuur - zijn goede wil. Op dit ogenblik echter zitten we in een klempositie en het zou vervelend zijn als we onze burgers niet zouden runnen helpen. In deze vinden zich dus ook de andere woordvoerders Dan kom ik bij de bouwblokken; dat is kennelijk een blok waarover men nogal gestruikeld zou kunnen zijn. Een reactie die ook van de zijde van de heren Roeien, Dirven en Lodewijks naar voren is gebracht, namelijk: de Provincie heeft in zijn besluit een aantal informaties verstrekt aan uw raad waarvan wij - commissieleden - ons afvragen hoe de Provincie aan die informatie is gekomen. Dat is voor u vreemd en ik moet u zeggen dat is ook voor ons college vreemd. Nóch een van de leden van het college nóch van het ambtelijk apparaat heeft in deze de spionnen van het provinciaal apparaat die hier op informatie zijn geweest en door het Buitengebied hebben getoert, enige informatie verstrekt. Dus ook wij kunnen niet zeggen hoe men aan die informatie is gekomen; het blijkt wel dat ten aanzien van bepaalde informaties ook onjuistheden zijn gesignaleerd. Waaruit ook al moge blijken: had men hier te biecht gekomen, dan had men ongetwijfeld betere en juiste

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 189