-26- informatie gekregen. Er wordt dan ook gesproken over stijlloos en be tutteling, en ik moet u zeggen dat dit alles ook het college pijnlijk heeft getroffen. Dat dit van de provinciale zijde zo op ons is afgeko men, dat is de algemene opmerking van de sprekers. Ik kom nu aan de dertig bouwblokken waaromtrent het provinciaal bestuur ambtshalve deze geheel of voor een gedeelte niet heeft goedgekeurd. De heer Roeien heeft gezegd een juiste ontwikkeling in het Buitengebied toe te juichen en die moest zeer serieus genomen worden. Dat wordt vol ledig onderschreven door ons college; wij moeten zeer behoedend zijn voor wat het Buitengebied betreft en Gedeputeerde Staten onderschrij ven dit ook. Destijds is er een toetsing geweest vanuit de raad van deze gemeente; dit is nogeens dunnetjes overgedaan door het provin ciaal bestuur. Die is aan het heroverwegen gegaan, maar wel een aan tal jaren later en - zoals ook de heer Lodewijks heeft gezegd - dan zit je in een actuele situatie waarin de visies ten aanzien van de bescherming van het Buitengebied zowel landelijk als provinciaal zijn geëvolueerd. Dus met name de tijdsduur speelt hier een rol. De heer Roeien stelt dan ook voor - en wordt hierin gesteund door de heer Lodewijks, zij het op een iets ander motief - om ten aanzien van vier bouwblokken waaraan Gedeputeerde Staten geheel of gedeeltelijk goed keuring hebben onthouden, in beroep te gaan Dat zijn de bouwblokken nummers 2, de heer van Aert, Schutsestraat 43, de heer Wijnen, Neelstraat 3, de heer Aarts, Boterbloemstraat 5 en de heer Fens, Brielsedreef 83. Ten aanzien van die vier bouwblokken waarte gen de provincie "nee" heeft gezegd, daarvan wordt door de heer Roeien gesteld: daar willen wij zonder meer beroep tegen aantekenen. Het col lege is het daar volledig mee eens. Dan stap ik over - in de veronderstelling dat ik de heer Roeien volle dig heb beantwoord - naar de heer Dirven. Die heeft een filosofie ont wikkeld met betrekking tot het verschil van inzicht dat er bestaat of kan bestaan ten aanzien van de ordening van de ruimte en dikwijls zijn de belangen van de particulier daarmee in tegenstelling, zelfs mee in strijd. Maar zo is het vaak in elk bestemmingsplan en ook met betrek king tot andere zaken. Destijds, bij het vaststellen van het bestem mingsplan "Buitengebied" heeft de raad in deze een methodiek gekozen, niet van bouwstroken of niet van een methode waarbij in de bestem mingsvoorschriften een bepaalde andere methodiek wordt aangegeven, maar in de vorm van bouwblokken en gezegd: hier liggen bouwblokken en waar deze bouwblokken liggen, daar mag gebouwd worden. Door wie mag gebouwd worden? Uiteraard alleen door een agrariër. Zit daar een burger op en die wil uitbreiden, dan komt hij in contact met de des betreffende bestemmingsvoorschriften; daaraan wordt getoetst; hij blijkt daaraan niet te voldoen en hij mag dus niet uitbreiden tot datgeen wat, ware hij een agrariër geweest, wel zou mogen. En voor ons - dus voor de fraktie van de heer Dirven - is het een zeer belangrijk iets. Heb ik de heer van der Westen goed begrepen, dan onderschrijft hij de visie van de heer Dirven. Het college zegt,daarin gesteund door de heer Roeien "de raad heeft bouwblokken in het Buitengebied gelegd en aan deze bouw blokken een aantal vormvoorschriften, bestemmingsvoorschriften gegeven. Nu zijn we een aantal jaren verder, de Provincie krijgt dit plan ter goedkeuring en als men iets ter goedkeuring voorlegt, dan moet men ver wachten dat de goedkeurende instantie het ter fiattering voorgelegde op nieuw gaat toetsen. Anders hoeft hij niet goed te keuren: hij gaat niet klakkeloos goedkeuren. Welke visie krijg je dan? Als het provinciaal bestuur zegt: "hier is een bouwblok gelegd en wie is op het ogenblik de eigenaar of gebruiker?" Als dan blijkt dat dit geen volwaardig

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 190