7 -31- bouwblok van". De heer Roeien: "Mijnheer de voorzitter, bij interruptie, bouwblokken én bepalingen in het bestemmingsplan vormen één totaliteit; ik denk dat de heer Dirven dat kan weten. En dan staan er normen ten aanzien van frontbreedte, oppervlakte en de werkelijke volwaardigheid van dat bedrijf, dus zijn theorie kan nog niet zo snel praktijk worden". De heer Dirven:"Ik help het u hopen mijnheer Roeien dat u daar gelijk in krijgt. Ik zou zwaardere waarborgen willen inbouwen voor de bescher ming van het landelijk gebied. Dan inzake de paar bouwblokken die we nier met name besproken hebben. Uw antwoord in de zaak van de heer Klep kan ik niet onderschrijven; u bent op geen enkele wijze ingegaan op het feit dat daar al een bouwblok bekend was. Ik dacht dat burge meester en wethouders bij het afgeven van bouwvergunningen, hangende het voorbereidingsbesluit, met het aanstaande bestemmingsplan zoveel mogelijk rekening zou houden en hier is een tweede woning bijgebouwd. En nu zou men dus, anno 1981, plotseling zeggen: nu mag er geen bouwblok op rusten. En dat is ook het bezwaar dat ik zojuist uitte* Dat betekent dat dus eigendom alleen maar in handen van een agrariër nog een bouwblok kan hebben. En dat vind ik geen juiste redening want mij dunkt dat ook iemand die geen agrariër is toch wel eigendom kan hebben". De heer Lodewijks: "mijnheer de voorzitter, het probleem dat in laatste instantie door de heer Dirven werd aangesneden is niet alleen maar een academisch probleem want het is een argumentatie die van de Provincie naar onze kant is gekomen. Ergens wordt gezegd: er is hier sprake van een geval waarin grond verhuurd is. En dan kan de grond agrarisch bewerkt worden maar er zit natuurlijk toch een andere kant aan de zaak. Op het moment dat iemand iets huurt, heeft hij waarschijnlijk van de eigenaar van de grond niet zonder meer de toestemming om op zijn. grond een huis op te richten of iets derge lijks. Dus ik denk dat het dan toch weer een academisch probleem wordt. De meeste punten die door de heer Roeien in tweede termijn gezegd zijn onderstreep ik graag. Ik ben het uiteraard niet met hem eens ten aanzien van de torensilo's; ik volhard in het geen ik in eerste instantie daarover zei En dan nog iets over die bouwblokaffaire want ik vind de discussie, een beetje war rig - en misschien maak ik hem alleen maar warriger - maar ik moet toch zeggen dat ik de opvattingen van de heer Dirven - als ik ze nu voor de derde keer deze week hoor - eigenlijk steeds gevaarliiker vind en eiaenlijk wel levensgevaarlijk vnnr nns Buitengebied. Enerzijds sluit de heer Dirven zich aan bij de gedachte dat een bouwblok pas dan moét worden gelegd als er sprake isrvan agrarische bedrijfsuitvoering, maar anderzijds wü hij ze ook laten liggen in die gevallen waar er van io'xubedrijfsvoering niet langer meer sprake is. Of het eerste dan"wel het laats,te7 Je ^aar niet aan wenst te conformeren, dan krijg je natuurlijk grote problemen want op dat moment is die man een burger en dient behandeld te worden zoals alle burgers in ons Buitengebied. Namelijk, die mogen niets, die mogen niet bouwen, dus het is op zichzelf dan onzinnig om bij een burger, evenals we bij andere burgers in het Buitengebied - dat is de helft ongeveer van de mensen die daar wonen - niet doen: een bouwblok te leggen. En er zijn alle mogelijke manieren: vandaag het bouwblok eraf omdat je burger bent, morgen kun je aantonen dat je een agrarisch bedrijf uitoefent - dat duurt wat langer dan ik het nu voorstel - en overmorgen ligt het bouwblok er weer op. Er is geen enkele reden om te veronderstellen dat het daardoor extra moeilijk wordt" het geval is getoetst tegen daarvoor ^eciaal ontwikkelde normen.En dan kan blijken dat een agrariër getoetst tegen die normen op een bepaald moment niet meer als zodanig kan worden aangeduid.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 195