-38-
verwachten is. Het kan het college bekend zijn, dat de raad, zolang er
geen cijfermateriaal voorhanden is, kritisch, als goed beheerder van de
middelen, de college-voorstellen volgt. Het is begrijpelijk dat binnen
de commissies alle voors en tegens goed worden afgewogen en spreker is
van mening dat de desbetreffende portefeuillehouder er rekening mee moet
houden reeds tijdens de commissievergaderingen goed beslagen ten ijs te
moeten komen. Mét de heer van der Westen vindt ook hij dat het geen goede
zaak is dat bij herhaling tussen de maandag- en donderdagavond nieuwe in
formatie ten aanzien van raadsvoorstellen wordt ingewonnen.
Ook de heer Jansen zegt dat de raad reeds bij herhaling heeft verzocht
om tijdige toezending van informatie over datgene wat te verwachten is
ten aanzien van noodzakelijke investeringen ten behoeve van het onder
wijs. Als er nu één zaak is waarvan men ruimschoots vooraf de moge
lijkheid had de raad mede te delen dat wegens veroudering bepaalde
materialen aan vervanging zouden toe zijn, dan is het wel deze.
Spreker zegt dat hem de behoefte bekruipt het college mede te delen
dat dit voorstel niet ter tafel zou hebben gelegen, indien de reno
vatie van de Heilig Hartschool niet zou zijn goedgekeurd. Hij ver
volg met "dan had u dit voorstel niet gehad; daarom ligt dit voor
stel voor en anders had u het niet gezien. En dat hindert mij. Dit
had gewoon gehonoreerd moeten worden, maar dat had hier in septem
ber bij u al in de portefeuille moeten liggen: dit moet vernieuwd
worden. Onafhankelijk wat er verder gebeurt. Maar het ligt nu in uw
portefeuille omdat er een renovatie van de school is. En dan zeg ik:
heb ik daar dan artikel 72 voor nodig of heeft het een andere reden.
Dat is het enige dat ik er op zeggen wil en voor de rest wil ik er
niets vanaf doen en moeten we dat maar gauw vergeten en goedkeuren.
Maar het bekruipt mij toch dat ik mezelf volkomen hier als raadslid
belazerd voel. Zonder meer".
Bij interruptie deelt de heer Dirven mede dat ook hij zeer sterk
door datzelfde gevoelen wordt bekropen en, naar hij verwacht, nog
vele raadsleden met hem. Nog tijdens de laatstgehouden vergadering
van de commissie bestuurlijke zaken is er bij het collge op aange
drongen er in de toekomst zorg voor te dragen dat de scholen tij
dig hun begrotingen indienen. Hij voelt er totaal niets meer voor
om in de toekomst nogeens volkomen onverwacht geconfronteerd te
worden met zaken die goed voorspelbaar en inzichtelijk zijn.
Wethouder van Seventer zegt, er weinig behoefte aan te hebben verder
op de zaak in te gaan. Hij zegt begrepen te hebben dat men akkoord
gaat, zij het met bemerkingen.
De heer Roeien zegt te hopen dat de bemerkingen, ondanks het feit
dat de wethouder daar niet verder op in wil gaan, niet in de doof
pot zullen verdwijnen en dat daarmee bij een eventueel volgend
voorstel rekening zal worden gehouden.
"Dan wil ik daar toch nog een opmerking over plaatsen", zo antwoordt
wethouder van Seventer. "En dan moet ik spijt uitdrukken, spijt
voor vorige colleges, dat vorige colleges nooit bereikt hebben dat
het begrotingstechnisch dik voor elkaar was met de scholen. Daar
hebben vorige colleges met getobt; zeer spijtig, zeer vervelend.
Het huidige college is begonnen - en misschien dat ik de illustere
hoop heb gehad te denken dat ik daar nu eens verandering in zou
brengen; het is mij tot op heden ook niet gelukt. Wat dat betreft
onderschrijft het college volkomen de opmerking dat het begrotings
technisch niet juist is. Natuurlijk had men in september kunnen we
ten dat dit stond te gebeuren en dat was het anders verlopen. Maar
we zullen er aandacht aan besteden".