-2-
Nadat desgevraagd geen der overige leden van de raad te kennen heeft ge
geven het woord te verlangen, constateert de voorzitter dat men zich kan
vinden in het voorstel van het college om geen beroep aan te tekenen bij
de Kroon tegen het besluit van Gedeputeerde staten, omdat er a) op dit
moment nog geen sprake is van een afgerond plan in vooroverleg en b) het
besluit van de provincie gebaseerd is op gronden ontleend aan het finan
cieel belang van de gemeente, was naar het gevoelen van het college de
commissie financiën de aangewezen commissie om de raad terzake van advies
te dienen.
De heer Jansen zegt het met die zienswijze niet eens te kunnen zijn. Cor
recter ware het geweest indien de commissie ruimtelijke ordening zou zijn
geconsulteerd, al was het alleen maar om daarmee de mogelijkheid te bieden
binnen die commissie te bespreken wat er sinds 26 februari 1981 precies
is gebeurd, of dat allemaal correct is gebeurd en in welke fase het ge
meentebestuur mogelijkerwijs gefaald heeft.
De voorzitter antwoordt dat het de leden van de raad genoegzaam bekend
kan zijn wat er sinds de datum van het aankoopbesluit - 26 februari 1981 -
heeft plaatsgevonden. Hij verwijst daarbij naar de besprekingen welke heb
ben plaatsgevonden in de werkcommissie ruimtelijke ordening, waarvan de
verslagen altijd zijn toegezonden aan de leden van de commissie ruimte
lijke ordening. Zo heeft er 6 maart 1981 een bespreking plaatsgevonden
van de werkcommissie ruimtelijke ordening waarbij tevens aanwezig was
de portefeuillehouder voor verkeerszaken. Het verslag van deze bespre
king is geagendeerd geweest voor de vergadering van 22 maart daaropvol
gend. Omdat de mogelijke uitbreiding van de gemeente in westelijke rich
ting belangrijke consequenties heeft voor de gehele verkeersstructuur
heeft er bovendien een gecombineerde vergadering plaatsgevonden tussen
de leden van de commissie ruimtelijke ordening en die van de verkeers-
commissie. Samenvattend concludeert spreker dat de gehele raad, via zijn
vertegenwoordigers in de onderscheiden commissies, bij voortduring op
de hoogte is gebleven van alle ontwikkelingen rond de realisering van
een toekomstig bestemmingsplan.
Nadat desgevraagd geen der aanwezigen te
kennen heeft gegeven een andersluidend
standpunt in te nemen, constateert spreker
dat de raad conform het voorstel van burge
meester en wethouders heeft besloten.
Daarna geeft hij de gelegenheid over het besluit van gedeputeerde staten
van gedachten te wisselen.
Als eerste spreker zegt de heer Jansen in herinnering te willen roepen
de vergadering van 26 februari 1981, waarin een woordvoerder van zijn
fraktie uitvoerig is ingegaan op het toen aangenomen voorstel. Reeds
in dat stadium heeft die woordvoerder er op gewezen dat het, gezien de
gewijzigde opstellen van de provincie, zeer wel mogelijk zou kunnen zijn
dat de hoogte van de gegeven bedragen weieens aanleiding zou kunnen geven
tot moeilijkheden. Hem bekruipt dan ook het gevoelen - zo vervolgt hij -
dat burgemeester en wethouders - en de portefeuillehouder in het bijzon
der - zeer nadrukkelijk om de toen reeds geuite reserves en veronderstellingen
zijn heengelopen en dat er geen enkel contact is geweest tussen
portefeuillehouder respectievelijk burgemeester en wethouders en de pro
vincie. Hem bekruipt de indruk dat het gemeentebestuur
een duidelijke kans heeft laten liggen door niet tijdig vóór de fase van
de provinciale besluitvorming over de gronden waarop het raadsbesluit
is qenomen, van gedachten te wisselen.
Spreker vraagt zich vervolgens af of burgemeester en wethouders al over
leg hebben gevoerd met de aspirant-verkopers over de consequenties van
het besluit van Gedeputeerde Staten en over mogelijke wegen welke nog