zouden openstaan om een gewijzigde decisie te verkrijgen. Naar zijn
zeggen heeft zijn fraktie de indruk dat het grondaankoopbeleid in de
gemeente op dit moment weinig gestructureerd plaats vindt. Mede gelet
op het besluit van gedeputeerde staten dat thans voorligt, zou zijn
fraktie het bijzonder op prijs stellen om binnen de commissie ruimte
lijke ordening eens uitvoerig van gedachten te wisselen over het totale
grondaankoopbeleid. Daarbij doet zich de vraag voor of dit aankoopbeleid
niet zodanig gestructureerd zou moeten worden dat de raad weet hoe dat
beleid tot stand komt, of het op de juiste wijze tot stand komt en in
welke fase al dan niet handelingen gesteld zouden moeten worden. Zijn
fraktie wenst over te nemen de gedachten zoals die ook in de commissie
financiën naar voren is gekomen, namelijk om op korte termijn nogeens
opnieuw overleg te plegen met de aspirant-verkopers met het doel te
trachten tot een aanpassing van de verkoopprijs te komen. Daarnaast
acht zijn fraktie het belangrijk dat burgemeester en wethouders zich
niet beperken tot de onderhavige percelen en, zo de mogelijkheden daartoe
op andere plaatsen binnen het gedachte uitbreidingsplan eenvoudiger te
verwezenlijken lijken, een meer actief beleid te voeren. Spreker vraagt
het college om op korte termijn te verwezenlijken datgene wat in feite
reeds een jaar geleden besloten is, namelijk de toekomstige uitbreiding
van de gemeente Prinsenbeek. Zijn fraktie vindt het bijzonder onaange
naam dat als gevolg van het aannemen van een te zeer afwachtende hou
ding, in de realisering van die plannen vele maanden zijn verspeeld.
De heer Dirven vraagt zich af welke de voornaamste reden geweest is
voor gedeputeerde staten om goedkeuring te onthouden aan het raadsbe
sluit van 26 februari 1981. Hij hoopt dat het niet zo is, dat men de
bouwactiviteiten in de randgemeenten van Breda wil afremmen om daarmee
de problemen welke de gemeente Breda heeft met het bebouwen van het be
stemmingsplan "de Haagse Beemden" enigszins te vergemakkelijken. Spreker
vreest dat er, als gevolg van een gedwongen 'vertrek van veelal jeugdige
Prinsenbeekse ingezetenen naar de gemeente Breda, een verstoring zal op
treden in een evenwichtige bevolkingsopbouw. Zijn inziens heeft het dan
ook weinig zin in het onderhavige geval met de beschuldigende vinger te
wijzen in de richting van het college of van een individueel lid daarvan,
maar zou het niet van meer realiteitszin getuigen als de raa.d thans een beleids
lijn zou aangeven waarlangs in de toekomst de gemeentelijke woningbouw
moet plaatsvinden. Het spijt hem dat een dergelijke beleidslijn tot op
dit moment niet aanwezig is.
De heer van der Bom betreurt het dat gedeputeerde staten gemeend hebben
om hun moverende redenen hun goedkeuring aan het onderhavige raadsbe
sluit te moeten onthouden. Belangrijker dan daar al te lang bij stil
te blijven staan is de vraag wat er nu moet gaan gebeuren. Spreker
ziet verschillende mogelijkheden. Op de eerste plaats vindt hij, dat
het college opnieuw in overleg moet treden met aspirant-verkopers en
moet onderzoeken of het wellicht mogelijk is x»m tot een voor gedeputeerde
staten wel aanvaardbaar onderhandelingsresultaat te komen. Op de tweede
plaats dient onderzocht te worden of er elders binnen het geplande uit
breidingsplan mogelijkheden zijn tot grondaankoop. Een derde mogelijk
heid - zij het dat die uitsluitend op korte termijn enige soelaas
biedt - bestaat voor zijn fraktie uit een aanpassing van het bestemmings
plan "Staart II". In plaats van woningen te bouwen van een type waarvoor
op dit moment bijzonder weinig belangstelling bestaat, ware het zijns inziens
beter daarvoor premie A en B-woningen te bouwen. Een laatste mogelijk
heid zou zijns inziens zijn te onderzoeken welke mogelijkheden een in
een eerder stadium ontwikkeld en nadien verworpen uitbreidingsplan
alsnog zou kunnen bieden.
De heer Roeien zegt dat de opstelling van de fraktie waartoe hij be
hoort en zoals die door de heer Jansen is verwoord, is ingegeven door
-3-