-6-
zijn over het plan "Schaapskooi" te discussiëren. Sinds de laatste dis
cussie over dat plan zijn de argumenten ongewijzigd gebleven. Bovendien
ligt dat plan thans niet voor om daar besluiten over te nemen zodat het
zijns inziens als niet discutabel moet worden geacht.
De heer Lodewijks sluit zich aan bij de woorden van de heer Jansen. Ook
hij voelt er niets voor om staande de vergadering het plan "Schaapskooi"
uit de ijskast te halen. Het lijkt hem wel verstandig de discussie zoals
die thans gevoerd wordt te continueren binnen de commissie ruimtelijke
ordening en daar omstandig te bezien wat er te doen staat. In dat geval
wil hij niet uitsluiten dat inderdaad het plan "Schaapskooi" opnieuw ter
discussie komt.
De heer van der Bom onderschrijft de woorden van de heer Lodewijks. Voor
zijn fraktie is het plan "Schaapskooi" nog altijd niet van de baan, maar
een discussie daarover zou ook hij liever zien gebeuren op een later tijd
stip binnen de commissie ruimtelijke ordening.
De heer Roeien wijst er op dat de voorzitter in zijn beantwoording heeft
gesproken over een raad die unaniem was in de keuze van locatie 5 bij de
vaststelling van de structuurplan destijds. Blijkens de notulen van die
vergadering heeft de raad zich weliswaar uitgesproken vóór locatie 5, zij
het met uitzondering van het lid Dirven. Daar waar de heer Dirven burge
meester en wethouders heeft verweten dat er qeen sprake zou zijn van een
duidelijk beleid, is het naar zijn mening terecht de heer Dirven er op te wijzen
dat deze zich destijds niet duidelijk heeft uitgesproken voor het feit
dat locatie 5 de eerst aangewezen locatie zou moeten zijn.
Spreker vervolgt met te constateren dat naar zijn mening in de discussie
rond de onthouding van goedkeuring door gedeputeerde staten, het zwaarte
punt teveel gelegd wordt op het aspect van de ruimtelijke ordening. Hij
blijft staande houden dat deze afwijzing uitsluitend gebaseerd is op finan
ciële motieven. Ook vindt hij, dat met het opnieuw in discussie brengen
van het plan "Schaapskooi" onnodig valse verwachtingen worden gewekt om
dat, naar aanleiding van een besluit tot grondaankoop in dat plan, de
raad steeds geconfronteerd werd met een besluit van gedeputeerde staten,
identiek aan het onderhavige en ook volledig gebaseerd op financiële gron
den. Om op dit moment te suggereren dat dat plan een oplossing zou kunnen
bieden, acht hij geen juiste zaak.
Spreker deelt vervolgens mede verheugd te zijn met de toezegging door de
desbetreffende portefeuillehouder met betrekking tot het bespreekbaar ma
ken in de commissie ruimtelijke ordening van een goed gestructureerde aan
pak bij grondaankopen in relatie met de ontwikkeling van een bestemmings
plan. Hij verwacht daar erg veel van en hij hoopt dat daar enkele richt
lijnen uitgezet kunnen worden die dan eventueel in een later stadium in
de raad ter discussie gesteld kunnen worden. Hij benadrukt tenslotte het
advies van zijn fraktievoorzitter om op korte termijn een gesprek te hebben
met de verantwoordelijke gedeputeerde, op dit moment de eerstaangewezen
handeling is om uit de impasse te komen.
In zijn beantwoording in tweede termijn zegt de voorzitter gaarne de tocht
naar Den Bosch te willen maken en een gesprek te hebben met de verantwoor
delijke gedeputeerde. Het college verwacht echter wel dat men van de zijde
van gedeputeerde staten zal zeggen dat in eerste instantie het beleid door
het gemeentebestuur bepaald dient te worden waarna in een later stadium,
op een hoger niveau, dat beleid getoetst zal worden.
De beleidslijn zoals die door de gemeenteraad is aangegeven op 26 februari
1981, zal onverkort worden voortgezet. Spreker besluit met een toezegging
in de richting van de heer Jansen om de gemeenteraad bij voortduring, in
dien nodig zelfs door middel van een tussentijdse raadsvergadering, van
alle feiten en gebeurtenissen op de hoogte te houden.
Wethouder Houtepen ziet als enige mogelijkheid om uit de impasse te
geraken het zo snel mogelijk tot ontwikkeling brengen van een nieuw bestem
mingsplan. In dit verband vraagt hij de gemeenteraad reeds thans een krediet