-9- vorm een lichaam dat naar zijn oordeel ten hoogste coördinerend wilde zijn en thans, op onderdelen, ook dienstverlenend voor die gemeenten die daarop intekenen. Zijn fraktie ondersteunt de gedachte dat het Stadsge west geen vierde bestuurslaag mag gaan worden. Ook onderschrijft hij de gedachte zoals de heer Dirven die in de commissievergadering verwoord heeft, namelijk dat er voor gewaakt moet worden dat er zelfstandig ope rerende instituties worden gevormd die een eigen beleid voeren binnen het Stadsgewest. Zouden de ontwikkelingen in een andere richting gaan, in de richting van een meer autonoom functionerend Stadsgewest, dan is zijn fraktie van mening dat politieke fraktievorming en politieke af spiegeling niet per definitie tot de ongewenstheden moeten worden aan gemerkt. Ten aanzien van beslispunt 27, de taakopvatting van gewestraads leden, neigt zijn fraktie meer naar het standpunt van het dagelijks be stuur van het Stadsgewest in deze. Uit het college-standpunt in deze, zou zijn fraktie dan ook gaarne de zinsnede "en dat zij niet een bepaalde po litieke groepering vertegenwoordigen" gewijzigd willen zien in "en dat zij niet alleen an niet in de eerste plaats als vertegenwoordigers van poli tieke groeperingen zijn aangewezen". Met betrekkino tot beslispunt 7 onderstreept zijn fraktie het belang van een tot -.stand te brengen gewestelijke milieudaenst.In dat verband zou hij het college-standpunt graag war positiever geformuleerd willen zien en wel in die zin dat daarin tot uitdrukking wordt gebracht dat een geweste lijke milieudienst tot de wenselijkheden wordt gerekend en derhalve tot ontwikkeling dient te worden gebracht. Ten aanzien van beslispunt 8, de onderwijsbegeleiding, stelt het dagelijks bestuur van het Stadsgewest zich op het standpunt dat het Stadsgewest daarin geen rol meer zal spelen nadat de regionale dienst tot stand is ge komen. Spreker pleit er echter voor dat bij het Stadsgewest alsnog bena drukt wordt dat zulks eerst het geval zal zijn indien de gemeenten "die aan zo'n regionale dienst deelnemen tevoren van gedachten hebben gewisseld over de vraag hoe deze dienst beheerd en bestuurd moet worden en of daarin vertegenwoordigers van de deelnemende gemeenten zitting moeten hebben. Voor wat betreft de beslispunten 11, 13 en 22 is het hem opgevallen dat het col legestandpunt luidt dat deze dienstverlening slechts dient te geschieden op verzoek van de desbetreffende gemeenten. Met betrekking tot beslispunt 32 conformeert zijn fraktie zich aan het college-standpunt dat luidt dat de gewestraadvoorzitter beter uit de gewestraad kan voortkomen. Ook een teruggang van het aantal adviescommissies van 10 naar 2, genoemd bij be slispunt 33, komt zijn fraktie als te drastisch voor; reden waarom hij zich conformeert aan het college-standpunt. De heer Dirven zegt, bij de beslispunten 12, 13 en 14 welke handelen over de recreatieve taak van het Stadsgewest, de opmerking te willen plaatsen dat er zijns inziens naar gestreefd moet worden dat het fietspad langs de Mark wordt doorgetrokken richting Ettense en Hoevense Beemden. Als laatste spreker in eerste instantie deelt de heer de Hoon vervolgens namens zijn fraktie mede zich volledig te kunnen conformeren aan de stand punten van burgemeester en wethouders. In zijn beantwoording richt de voorzitter zich eerst tot de heer Jansen. Hij is het eens met diens standpunt dat net aantrekken van ambtenaren slechts mag geschieden indien de hoeveelheid van nieuwe werkzaamheden zulks recht vaardigt. Ook juist is de conclusie van de heer Jansen dat het Stadsgewest het coördinerend instituut is ten behoeve van de gezamenlijke bij dat Stadsgewest aangesloten gemeenten. Met betrekking tot de politieke afspie geling en politieke fraktievorming heeft het college bij zijn standpunt bepaling exact hetzelfde bedoeld als door de woordvoerder van het C.D.A. is gesteld. Het college is het daar volledig mee eens. Ten aanzien van het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 227