-11-
hij de indruk gekregen dat bepaalde personen die daarin opereren een poli
tiek standpunt innemen. Voor zover zij dat in eerste aanleg doen als ver
tegenwoordigers van een politieke groepering en als zodanig functioneren
binnen het Stadsgewest, heeft zijn fraktie daar ernstige bezwaren tegen.
Hij vindt het echter te ver gaan om te veronderstellen dat personen die
door de respectievelijke gemeenteraden zijn aangewezen binnen het Stadsge
west een volledig onpolitieke context zouden hebben. Om die reden vindt
hij het dan ook tevergaan om dat aspect geheel uit de stukken te schrappen
en geeft hij er de voorkeur aan in dit verband de zienswijze van het
Stadsgewest te volgen die zegt dat op de eerste plaats de gemeentelijke
herkomst staat, op de tweede plaats het belang van het gewest en ten derde
valt niet te ontkennen dat zij daar ook nog als vertegenwoordigers van be
paalde politieke groeperingen zitting hebben. Hij kan zich voorstellen dat
in praktische gevallen een algemeen idee over wat bestuur en beleid is
door een bepaalde politieke achtergrond gevormd wordt en als zodanig richting
gevend is bij de besluiten welke genomen worden.
Zijn betoog vervolgend,' deelt de heer Jansen mede dat zijn fraktie zich
voor wat betreft de milieuzaken kan vinden in de wijze waarop dat verwoord
is. Zij het dat er binnen zijn fraktie een klein nuanceverschil bestaat waarmee
een en ander iets scherper benadrukt zou worden, maar hij verwacht dat dit
nuanceverschil niet leidt tot het verkondigen van een andere zienswijze.
Een derde punt, de kwestie van het voorzitterschap, vindt spreker, gezien
de nieuwe opstelling die ten aanzien van het Stadsgewest momenteel gemaakt
wordt, reden om meer stringent te benadrukken dat er geen enkele aanleiding
meer bestaat om een buitengaatse voorzitter te gaan zoeken.
De heer Hennekam meent te mogen constateren dat de opvattingen van de heer
Lodewijks ten aanzien van het politieke aspect erop neerkomen dat, als het
Stadsgewest een vorm van verlengd lokaal bestuur is en blijft, daarin geen
Dolitieke frakties moeten opereren maar dat het primaat moet liggen bij de
raden die zo'n gewestraad hebben samengesteld.
Hij is van mening dat die constatering op zich juist is. Een tweede consta
tering echter is, dat binnen het Stadsgewest Breda een Partij van de Arbeid fraktie
opereert. Niet bij elk agendapunt maar bij de meeste agendapunten wel. Een
P.v.d.A.-fraktie die samengesteld is dwars door de samenstellende gemeenten
heen. Daar zitten vertegenwoordigers in van onder andere Woudrichem, Made,
Breda, Etten-Leur, Hoge- en Lage Zwaluwe, GeertruidenbergZevenbergen,
kortom een groep uitgesmeerd over het gehele territoir. Welnu, deze twee
constateringen geven hem naar zijn zeggen - reden de heer Lodewijks de
vraag voor te leggen of hij, vanuit zijn P.v.d.A.-visie, bereid is, ge
let op de houding die hij zojuist namens zijn fraktie heeft ingenomen, te
verklaren het dus niet eens te zijn met de politieke fraktievorming - zich
ook progressief vooroverleg noemend - zoals dat op dit moment opereert bin
nen het Stadsgewest.
Als tweede punt - zo vervolgt hij - heeft hij uit het antwoord van de voor
zitter ten aanzien van de schoolbegeleidingsdienst, enige zaken gehoord die
hem enigszins aan het schrikken hebben gemaakt. De diepgaande discussie die
zich hierover thans ontwikkelt, spitst zich toe, zowel op landelijk niveau
als in de verschillende regio's, op de principiële vrijheid op onderwijs.
Spreker gelooft niet - en neemt dat ook onmiddellijk aan - dat de voorzit
ter bedoeld heeft te zeggen dat de overheid - in dit geval de gemeenten -
van a tot z alles te zeggen moet hebben, maar hij wil alleen maar dat
deze interruptie wil wegnemen het idee dat het college van de gemeente
Prinsenbeek geopteerd zou zijn voor een sterke greep van de overheid op
die zaken.
De heer Lodewijks antwoordt dat de kwestie waarop de heer Hennekam heeft
gedoeld, ook in zijn groepering een kwestie is waarover al veel gezegd
is en waarschijnlijk nog geruime tijd gesproken zal worden.