daar, met een verwijzing naar het begrip souplesse, van af te gaan wijken.
De heer Roeien komt het vreemd voor - zo zegt hij - te beluisteren op welke
wijze de heer Dirven meent de bestemmingsvoorschriften, en de daarin genoemde
maatgevingen van het eerst in oktober 1979 vastgestelde bestemmingsplan "Bui
tengebied", te moeten hanteren. In de visie van de heer Dirven zou een in
houdsmaat van 400 m3 kunnen worden uitgelegd als te mogen zijn 450m3, ter
wijl een kleine stap verder dan onherroepelijk zal moeten leiden tot 460 m3.
Een minimale frontbreedte van 60 meter zal in die visie ook weer gemakkelijk
leiden naar een breedte van 55 meter of nog minder. Naar zijn mening is dat
duidelijk niet de bedoeling geweest bij het inrichten van het Buitengebied.
De voorzitter zegt dat het college welbewust niet is ingegaan op het betoog
in eerste instantie door de heer Dirven, omdat het college het eens is met
het voorstel van de C.D.A.-fraktie in die zin, dat het zinvol zou kunnen zijn
nogeens in overleg na te gaan welke oplossing de beste is, waarbij souplesse
uiteraard ook getoetst zal moeten worden aan de wet. Welbewust - zo vervolgt
hij - is hij niet op de woorden van de heer Dirven ingegaan, omdat hij anders
had moeten zeggen hetgeen de heer Roeien zojuist verwoord heeft, namelijk dat
het vaststellen van een bestemmingsplan met bijbehorende voorschriften niet de
bedoeling heeft daarvan bij de eerste de beste gelegenheid weer van af te wij
ken.
Spreker constateert vervolgens dat de meerderheid van de raad zich kan vinden
in het voorstel van de voorzitter van dë C.D.A.-fraktie en zegt toe in de eerst
komende vergadering van de commissie ruimtelijke ordening op deze zaak te zullen
terugkomen
Zonder hoofdelijke stemming wordt ver
volgens aldus besloten.
6) Voorstel tot het nemen van een vocrbereidinqsbesluit in verband met partiële
wijzigingen van het bestemmingsplan "Kern Prinsenbeek 1972".
De heer Jansen zegt geen moeite te hebben met het voorstel, maar wel met het
feit dat hij er nu geen enkel zicht meer op heeft wanneer mogelijke oplossingen
voorhanden zijn. Zo vindt hij, dat het toch wel noodzaak begint te worden op
korte termijn enig inzicht te krijgen in de vraag wanneer de apotheekruimte
van de Markt zal zijn verwijderd en elders onderdak zal hebben gevonden, te
meer ook vanwege bepaalde ideeën welke er bestaan om op die plaats toekomstige
bejaardenwoningen te situeren.
De heer Dirven zegt verbaasd te zijn over de uitlatingen van de heer Jansen
ten aanzien van de locatie van toekomstige bejaardenwoningen. In dat verband
stelt hij de vraag of de heer Jansen daarmee een persoonlijke wens te kennen
heeft willen geven, dan wel of er wellicht sprake is van min of meer concrete
plannen in die richting.
De heer Jansen antwoordt inderdaad bepaalde plannen in die richting te hebben
en daar graag tijdens de komende algemene beschouwingen, uiting aan te geven.
De voorzitter deelt vervolgens mede dat de onderhavige aangelegenheid zo snel
als mogelijk was in vooroverleg is gebracht bij de Provinciale Planologische
Commissie en - indien de daarover ontvangen informatie juist blijkt te zijn -
zal deze zaak naar alle waarschijnlijkheid eind september aanstaande in de
Provinciale Planologische Commissie behandeld worden. Onmiddellijk daarna
zal bekend zijn hoe men aldaar denkt over de voorstellen zoals die uit de raad
naar voren zijn gebracht.
Ten aanzien van het onderwerp bejaardenwoningen, meent spreker dat het college
daar op dit moment niet op behoeft in te gaan. Dat onderwerp is aan de orde
geweest tijdens de algemene beschouwingen 1981; het is aan de orde geweest
tijdens de laatstgehouden raadsvergadering, waarbij van de zijde van het col
lege zelfs is ingebracht de kwestie van het distributie-planologisch onderzoek.