Een ander punt dat besproken werd was de positie van het hoofd van dienst.
Men kan bij een medezeggenschapscommissie drie figuren onderscheiden: het
hoofd van dienst - bij het Stadsgewest twee, namelijk de secretaris voor
het secretariaat en de directeur-geneesheer van de G.G.D. voor de G.G.D.
- kan a) qualitate oua voorzitter van de medezeggenschaDSCommissie zijn, b)
lid zijn daarvan en - evenzogoed als een ander - tot voorzitter worden ge
kozen en c) daar qualitate qua geen voorzitter of lid van zijn. Voor deze
laatste fiquur hebben sommioen in de gewestraad gepleit maar uiteindelijk
is besloten - conform het voorstel van het dagelijks bestuur - cm het hoofd
van dienst niet qualitate qua voorzitter te laten zijn maar hem of haar wel
qualitate qua lid te laten zijn van de medezeggenschapscommissie met als
argument dat de medezeggenschapscommissie zich heeft te beraden juist over
de taken en de bevoegdheden en het werkterrein van het hoofd van dienst. In
dat geval is het beter - indachtig het harmoniemodel - de personen bij elkaar
te zetten.
Het laatste punt had betrekking op een begrotingswijziging 1981 voor de af
ronding van het structuurplanoroject
Nadat geen der aanwezigen te kennen heeft gegeven vragen over dit onderwerp
te willen stellen, gaat de voorzitter over naar punt 5 van de agenda.
5) Voorstel tot het veroaoen van de beslissinc oo het door de heer L.G.M. van
Mook, Mastlanddreef 4 te Prinsenbeek ingediende beroepschrift tegen een oe-
weioerde bouwvergunning.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming wordt overeenkomstig het voorstel
van burgemeester en wethouders besloten.
6) Voorstel tot wijziging van de bouwverordening.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming wordt overeenkomstig het voorstel
van burgemeester en wethouders besloten.
7) Voorstel tot vaststelling van een "Monumentenverordenino voor de gemeente
Prinsenbeek"
De voorzitter zegt-er vanuit te gaan dat de leden van de gemeenteraad kennis
hebben genomen van het verlangen van de desbetreffende raadscommissie om zowel
de monumentenlijst als de schadeverqoedingsregeling tezelfdertijd vast te stel
len. Het college zou iets verder willen gaan en zeggen dat eerst de schadever-
aoedinqsregeling moet worden vastgesteld alvorens begin wordt gemaakt-met d
kennisgevingen conform art.12
De heer Jansen wenst daaraan toe te voegen dat naar zijn mening geen der be
trokkenen gedupeerd mag worden bij een eventuele verbouwingsaanvraag, zolang
niet beide regelingen totstandgekomen zijn. Dergelijke aanvragers dienen be
handeld te worden alsof er nog geen monumentenlijst bestaat.
Spreker vervolgt zijn betoog met de mededeling dat naar de mening van zijn
fraktie artikel 3 van de gemeentelijke monumentenvercrdening als volgt ge
wijzigd zou moeten worden, namelijk "De monumentencommissie moet bestaan uit
ten minste vier en ten hoogste zeven leden". Bij de invulling van de qualitate
qua-zetels zou zijn fraktie niet verder willen gaan dan een voorzitter, door
burgemeester en wethouders uit hun midden aan te wijzen, een lid van de wel
standscommissie West-Brabant en twee gemeenteraadsleden. De overige 3 leden
moeten worden geacht te zijn begrepen onder artikel 3, lid 7, waarvan de re
dactie als volgt zou moeten luiden: "De commissie kan zich voorts doen bij
staan door een archivaris en eventuele andere deskundigen, al dan niet uit
de gemeente afkomstig".