op de Gemeentelijke monumentenlijst, met de nodige tact benaderd moeten worden waarbij zoveel mogelijk getracht moet worden de instelling van betrokkenen overstaan van die .plaatsing zo positief mogelijk te doen zijn. Tenslotte is spreker van mening, daarbij doelend op hetgeen de heer Roeien heeft gezegd, dat het gemeentebestuur het moet aan durven om bij verbouwingsplannen welke worden aangevraagd voordat de monumenten lijst een feit is, met aanvragers daarover te onderhandelen met het doel het ge meentelijk cultuurgoed zo ongeschonden mogelijk te bewaren. In zijn beantwoording betuigt de voorzitter namens het college zijn dank voor de wijze waarop de raadsleden het voorstel hebben willen ontvangen. Zich ver volgens tot de heer Jansen wendend, benadrukt hij dat geen enkele verbouwings- aanvraag getoetst zal worden aan welke Gemeentelijke monumentenlijst dan ook, zolang de raad geen passende vergoedingsregeling heeft vastgesteld. Zo zullen ook, vóór het mogelijk instellen van een procedure op grond van artikel 12 van de regeling, die normen duidelijk omschreven moeten zijn. De wijziging in de samenstelling van de monumentencommissie, zoals die door de woordvoerder van het C.D.A., de heer Jansen, is voorgesteld en vervolgens door de heer Dirven namens de V.V.D. en de heer de Hoon namens de fraktie Gemeenschapsbelang werd gesteund, zal door het college worden overgenomen. Wel verwacht spreker dat de voorgestelde wijzigingen in de monumentenveror dening getoetst zullen moeten worden door 'de MonumentenraadOok heeft de heer Jansen gesteld dat het wellicht zinvol zou zijn geweest ook de raadscommissie sport en cultuur bij deze materie te betrekken. Nóch de leden van het college van burgemeester en wethouders, nóch die van de raadscommissie ruimtelijke ordening hebben die gedachte zelfs maar in overweging genomen, maar spreker vraagt zich in dit verband alsnog af of het niet zinvol zou zijn de commissie sport en cultuur erbij te betrekken zodra de monumentencommissie met haar werk zaamheden gestart is. Ten aanzien van de hoogte van het boetebedrag dat is aangegeven in artikel 22, deelt spreker mede dat dit bedrag - het maximum toelaatbare overigens - is gebaseerd op artikel 195 van de gemeentewet en dat het buiten de competentie van de qemeenteraaa valt daar wijziging in aan te brengen. Het enige wat het gemeentebestuur kan doen, is zeer alert te zijn op even tuele verbouwingen en de gemeentelijke dienst voor bouw- en woningtoezicht intensief te laten controleren op de naleving van artikel 13 en bij een ver meende overtreding daarvan betrokkene er op een tactvolle wijze op te atten deren dat hij mooelijk bezig is zaken, welke van algemeen belang zijn, schade te berokkenen. De opmerking van de heer Roeien met betrekking tot een passage uit de meinota 198G is bij de behandeling van de ontwerp-monumentenverordening niet relevant. Bij de monumentenverordening handelt het over extra te stellen voorwaarden met daaraan voor de'gemeente verbonden financiële consequenties; de voorwaarden waarover gesproken in de door de heer Roeien geciteerde passage vloeien voort uit de naleving van de bouwverordening. Ten aanzien van de plaatsvervanging bij verhindering waarover door de heer Naqelkerke is gesproken, deelt spreker mede dat niet in alle gevallen met naam een persoon als lid van de commissie wordt aangewezen, maar veelal een bepaalde instantie welke deskundigheid bezit ten aanzien van een bepaalde materie. Bij een eventuele verhindering wordt van een dergelijke instantie verwacht dat zij een ander afvaardigt die over dezelfde deskundigheid beschikt als degene die di instantie in eerste aanleg vertegenwoordigde. De bedoeling is dat de in de mo numentencommissie vertegenwoordigd zijnde organisaties zelf bepalen wie die oroanisatie in eerste instantie verteoenwoordt en wie bij verhindering als diens plaatsvervanger optreedt. Ten aanzien van de taak welke naar de mening van de heer Dirven door de in te stellen commissie als eerste zou moeten werden aangepakt, antwoordt spreker de prioriteitsbepaling en taakverdeling graag aan die commissie zelf te willen ove laten. Overigens is in de nota van 22 mei 1980 reeds een handreiking in deze ge daan waarmee de commissie, zo zij dat wenst, haar voordeel kan doen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 258