-6- behoeve van een berging. In het onderhavige geval moet dan ook onder berging worden verstaan bergruimte, zijnde een onderdeel uitmakend van het woongedeel te. De beide brieven van de adviseurs zijn voor ons alleen maar een bevesti ging geweest van het oordeel dat het college had over dit beroepschrift. Pra tende over de overschrijding van het aantal kubieke meters, bedraagt dit krap gemeten 8°a en iets ruimer gemeten 9% Ook zijn er in het verleden verscheidene verzoeken geweest om een uitbreiding boven 400 m3, welke verzoeken door burge meester en wethouders zijn afgewezen zonder dat aanvragers na kennisname van die beslissing zich tot de raad hebben gewend. Het college blijft dan ook bij zijn voorstel het beroepschrift ongegrond te verklaren". Naar de mening van de heer Jansen heeft de voorzitter onvoldoende aangetoond dat er absoluut geen interpretatieruimte bestaat in het begrio berging. Daarom zijn aanbeveling om nu een besluit te nemen over de vraag wat onder een berging dient te worden verstaan in de toekomst, zodat moeilijkheden over dat interpre tatieverschil voorkomen zullen worden. Een van de redenen om een overschrijding van het maximaal toelaatbare te accepteren is voor hem geleqen in het feit dat de overschrijding zo gering is dat zulks geen aanleiding mag zijn om niet een bredere interpretatie te hanteren dan wellicht formeel juist zou kunnen zijn. Spreker zegt zijn oorspronkelijk ingenomen standpunt te handhaven en stelt voor tot stemming over te gaan. De voorzitter geeft vervolgens het woord aan de heer Lodewijks die zegt te con stateren dat "zojuist met veel woorden is gezegd dat, voorafgaand aan de heer van Hook, zich een aantal andere gevallen hebben voorgedaan die niet dat hebben gekregen waarom gevraagd werd op grond van dezelfde overwegingen. De raad spreekt nu ook uit dat in voorkomende gevallen in de toekomst die interpretatieruimte niet meer zal bestaan. Ik vind alleen al om die reden dat er dan een situatie wordt gecreëerd waarbij slechts één persoon een recht krijgt dan aan een ander niet verleend werd of zal worden en dat het daarom des te onrechtvaardiger is om nu een besluit te nemen dat tegen het voorstel ingaat" De heer Roeien zegt zich bij het vaststellen van bestemmingsplannen altijd ruim op te stellen teneinde bepaalde zaken mogelijk te maken. Als de gemeenteraad aan een bepaald bestemminosplan zijn fiat heeft gegeven, tracht hij dat zo formeel mogelijk toe te passen. Om die reden past het zijns inziens dan ook niet om be paalde in bestemmingsvoorschriften vastgelegde inhoudsmaten te overschrijden, ongeacht het percentage daarvan. Ook is gesproken over een aanpassing van de be gripsomschrijving. Spreker is van mening dat zulks alleen noodzakelijk is indien de gemeenteraad zou beslissen het beroepschrift gegrond te verklaren. Bij een ongegrondverklaring is naar zijn mening voldoende duidelijk gemaakt op welke wijze die begripsomschrijving verstaan moet worden. Zou het beroepschrift even tueel wel gegrond verklaard worden, dan zou zijns inziens meteen een besluit genomen moeten worden om de tekst aan te passen maar de exacte aanpassing eerst later te doen omdat hij graag dan een tekst zou hebben die geen enkel misver stand meer mogelijk maakt. De heer de Hoon zegt ook in tweede termijn zijn oorspronkelijk ingenomen stand punt te handhaven en het voorstel van buraemeester en wethouders te zullen steunen. De voorzitter constateert dat aan de orde zijn twee zaken. De interpretatiekwestie: moet men ruim interpreteren of moet men interpreteren zoals dat door burgemeester en wethouders gebeurt. De tweede, binnen welke grenzen zou een eventueel ruime interpretatie zich moeten bewegen. Mét de heer Roeien is ook het college van meninq dat eenmaal geaccepteerde spelregels zullen moeten worden toegepast. Spre ker zegt dat het college zijn voorstel handhaaft; constateert vervolgens dat er een verderstrekkend voorstel is gedaan door de woordvoerder van het C.D.A., de heer Jansen, lijnrecht tegenover het collegevoorstel staand; brengt derhalve het voorstel van de heer Jansen in stemminq, luidende: op dit moment te besluiten het beroepschrift gegrond te verklaren en daaraan te koppelen onmiddellijk daarna een enge interpretatie te gaan formuleren aan het begrip berging. Met 8 stemmen tégen - van de leden Lodewijks. Naaelkerke. van den Eijnden, Roeien, Hennekam, Houtepen, van Seventer en de Hoon - en 3 stemmen vóór - van de leden van Schaik, Jansen en van der Westen - wordt dit voorstel verworpen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 275