-13- alieen bij het huidige verkeersaanbod, maar zeker zodra de ontsluiting van het gebied "Haagse Beemden" via de Lunetstraat een feit is. De heer Roeien interumpeert met de opmerking dat dit laatste argument niet teveel nadruk moet krijgen, juist omdat via het indienen van bezwaarschriften steeds getracht is een dergelijke ontwikkeling te voorkomen. Wethouder Houtepen antwoordt dat zulks inderdaad juist is, maar de realiteit gebiedt onder ogen te zien dat de mogelijkheid aanwezig is dat het verkeers aanbod richting Prinsenbeek aanmerkelijk groter zal worden. Zich vervolgens richtend tot de heer van den Eijnden, deelt spreker mede dat diens suggesties van belang zijn geweest bij de totstandkoming van de plannen. Deze suggesties zijn bij de gesprekken met Rijkswaterstaat onderwerp van gesprek geweest en details daaruit zijn ook overgenomen. Voor de financiële vertaling van het onderwerp geeft spreker vervolgens het woord aan de wethouder financiën, ce heer van Seventer, wiens betoog als volgt luidt: "Ik moet al beginnen met te stellen, dat het college hoopt dat u het voorstel overneemt. In het verleden is er een fonds gevormd. Nu worden we geconfronteerd met een grote uitgavenpost en dan vindt het college het niet meer dan juist om die post ineens af te schrijven. Daarover kun je eindeloos discussiëren, maar er is sprake van een na rijp overleg ingenomen standpunt. Bij de verdeling 80/20 procent die de heer Jansen maakt, wordt naar mijn mening voorbij gezien aan het feit dat daar in andere gevallen een bepaalde huuropbrengst tegenover staat. Gezegd is wel dat met het ten laste brengen van de bearoting van een bedrag van f. 100.000,de bevolking daarvan de eerstkomende tien jaren weet blijft houden. Maar het is ook alleszins bekend dat het ieder jaar weer sluitend krijgen van de begroting steeds moeizamer verloopt. Het tweede punt, 12%?ó te betalen in 10 jaar. Natuurlijk is er overleg geweest met Rijkswaterstaat over de condities. Daarbij bleek echter dat die condities door het Rijk worden vastgesteld en dat die gezien moeten worden als een onver brekelijk onderdeel van de transactie waaraan niet te tornen valt. Na daartoe in tweede termijn het woord te hebben gekregen zegt de heer Jansen: "De beantwoording bluisterd hebbende, bekruipt mij in zoverre een iets bevre digender gevoel dat ik weet dat wanneer het helemaal onrendabel was en het alleen gezien zou worden als regulatie en niet ais een veiligheidsfaktor, naar mijn mening het Rijk geen cent zou hebben bijgedragen. Het feit dat die toch binnen dat kader hun percentage toch beschikbaar stellen in de verhouding van de te verwachten of aangenomen verkeersstroming, geeft .mij iets meer hou vast om te zeggen dat er ten aanzien van de veiligheid als zodanig, ook van de mensen die in den lande dit toch nog beter kunnen beoordelen als wij hier als plaatselijke gemeente, dat zij bereid zijn daarin bij te dragen conform de daarvoor geldende regels. Ten aanzien van het overige verhaal van de wet houder spijt het mij dat ik het niet met hem eens ben. U bent nu namelijk het fonds opslag grote werken aan het besteden voor onderhoud, want in dat bedrag van f. 500.00Ö,zit een post reconstructie en tien jaar onderhoud. Ik vind dat volkomen irreëel, onderhoudskosten horen thuis op de gemeentebegroting. En om dat nu te doen heb ik dat afgemaakt met de orde van grootte te ramen op 20% welk percentage op de normale begroting tot uitdrukking behoort te komen. Wan neer u mij mededeelt dat u de verhouding 80 20 bij sportverenigingen anders ziet omdat u daar een bepaalde huuropbrengst tegenover heeft, vindt ik dat u dat beter kunt vergeten. Uw huurders daar zijn namelijk al uw gemeentenaren, die verplicht zijn om in uw gemeentepot ook eens iets te storten voor het on derhoud dat te hunnen dienste moet gebeuren. Mijn voorstel om van de totale kosten'20% ten laste van de jaarlijkse begroting te laten komen, vind ik dan ook alleszins redelijk". De heer Lodewijks zegt van mening te blijven dat het onderhoudsgedeelte beter in 10-jaarlijkse termijn en terugbetaald kan worden aan het fonds. De heer de Hoon is van mening dat bedoeld kruispunt, een onderdeel uitmaakt van een zogenoemd vervangend provinciaal tracé en vraagt zich in dat verband af of de mogelijkheid onderzocht is van provinciale subsidieverlening. Voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 282