-6- De voorzitter geeft het woord aan de heer Lodewijks, die zijn betoog als volat aanvangt: Mijnheer de voorzitter. De verkiezingen voor de gemeenteraden naderen met rasse schreden. Dat zal - zo vermoed ik - niet alleen aan de algemene beschouwingen van hedenavond, waarin de onderscheiden frakties zich. nog eens en voor het laatst in deze samenstelling, politiek kunnen profileren te merken zijn. maar het is ook nu al te merken aan de begrotingen en de begeleidende stukken die u ons hedenavond ter discussie heeft voorgelegd. Het va.lt namelijk op dat. waar het vorig jaar de voornemens van uw college nog bruisten van energie, de toon dit jaar nogal vlak, wat ingetogen en terughoudend is. Oo bepaalde momenten kon ik mij niet aan de indruk ont trekken, dat u met uw college langdurig en zorqvuldig overleg heeft ge pleegd over hoe. zonder al te veel risico's, bepaalde in deze raad niet gewenste of impopulaire plannen stiekem over de verkiezingen konden wor den heengetild. Ik zal u, mijnheer de voorzitter, niet al bij voorbaat ongelijk geven. Im mers, besturen is nu eenmaal vooruitzien, een ezel stoot zich niet graag, en zeker niet tweemaal, aan dezelfde stenen en leren uit de ervaringen van het verleden mag het begin van alle wijsheid heten. Maar toch, ern veel inspiratie kan ik in uw plannen niet ontdekken. Het vuur lijkt er een beetje uit, terwijl mijn fraktie graag nog in deze raads periode een aantal zaken had zien afgerond waarvan de eerdere ontwikkelingen nadrukkelijk ook in deze periode hebben plaatsgevonden. Er staan natuurlijk wel veel voornemens in uw begeleidende brieven, maar ais je wat kritisch leest valt steeds weer op dat de besluitvorming over die voornemens voornamelijk is voorzien voor de nieuwe raadsperiode. Het is dus afwachten geblazen tot de verkiezingen, om onmiddellijk hierna met een kersverse nieuwe raad allerlei plannetjes te realiseren die het in de afgelopen 3^ jaar niet hebben gehaald of waarvan u de kans van slagen onder dit gesternte wat laat aanslaat. Zo duidelijk als ik het hier nu meen te kunnen zeggen formuleert u net na tuurlijk niet in uw stukken. De teneur mao dan wat somber zijn, maar dat komt dan voornamelijk door de ernstige financiële crisis die ons land op dit moment doormaakt. En daaruit komt dan weer een verminderde qroei van de aemeentelijke inkomsten voort. De situatie wordt er wat dat betreft inderdaad niet veel beter op. U wijst in dit verband veelbetekend op de steeds kleiner wordende ruimte waaruit voor een qroot deel de exploitatie van toekomstige investeringen dient te worden gedekt. De neerGanq van de post onvoorzien op de beqrotinq laat dan ook - en dat is mijn fraktie met u eens - het begin van een zorqwekkende ontwikkeling zien. Wat ons in de nabije toekomst nog allemaal boven het hoofd zal hangen, weet niemand. U weet het niet en ik weet het niet, maar één ding is wel zeker de voortekenen voorspellen weinig qoeds voor de financiële positie van de gemeenten. Toch ben ik niet zo somber qestemd ais u in uw aanbiedingsbrief. Bij uw schets van de financiële situatie van Prinsenbeek vergeet u namelijk op twee zaken de aandacht te vestioen. Allereerst ben ik naqegaan hoe qroot de oost onvoorzien was voor 1979. En ik heb ontdekt dat die raming maar liefst ruim 350.000.-- lager was dan die voor 1930. En verder blijkt dat de post onvoorzien die in déze bearotinq is geraamd nog steeds bijna een ton hoqer is dan de raming van drie jaar terug. Dus zo trendmatig als u de teioorganq van de vrij besteedbare ruimte wilt laten blijken is die ontwikkelinq nu ook weer niet! Maar er nog een andere reden waarom ik u zorgen wel een beet "ie. maar toch ook weer niet helemaal deel. U vergeet namelijk in uw aanbiedingsbrief te wijzen op de sterke groei van het financieringsoverschot op de kapitaal- dienst

Raadsnotulen en jaarverslagen

Prinsenbeek - Notulen van de gemeenteraad | 1981 | | pagina 298